Palang Merah en andere feiten
Naar aanleiding van de boekbespre
king van dr. R. de Bruin over Deel 11B
van dr. de Jong's Geschiedenis van het
Koninkrijk der Nederlanden in de 2e
Wereldoorlog, zou ik gaarne enkele
opmerkingen willen maken.
Ik mis en waarschijnlijk velen met mij
de data van oprichting en erkenning
van 't PMI en van de corporaties. Dit
in verband met het effectief functione
ren van de illegaliteit in Ned.-lmd'ië.
Ook een nadere omschrijving van het
begrip "bersiap-tijd". Ik heb zelf de
indruk dat er in de bezettingsjaren in
Indië een periode aanwijsbaar is van
samenwerking met de Jap en een pe
riode waarin de inheemse nationalisten
een eigen weg zijn ingeslagen. Naar
mijn gevoel is de illegaliteit toen het
meest aktief geweest in een korte pe
riode voorafgaand aan de bersiaptijd,
waarna de Indonesische revolutionai
ren het verzet ontmaskerden als te zijn
gericht tegen de ambities van voor
noemde mannen.
Er is zo vaak door vooraanstaande re
publikeinen beweerd dat de Franse
revolutie ten voorbeeld geweest is
aan die der Indonesiërs (veel meer
waarschijnlijk was het de Spaanse
burgeroorlog).
Van wezenlijk belang nu lijkt me de
vraag of de corporatie-gedachte ont
leend is aan voornoemde revolutie of
burgerkrijg en de vorming van deze
corporaties buiten bezwaar van de Ja
panse bezetter mocht geschieden, of
dat deze inheemse corporaties pro-
dukt zijn geweest van Pruisisch rechts
gevoel en maatschappelijke ordening
in Hirohito's geest.
Is men de mening toegedaan dat de
Indon. revolutie een marxistische revo
lutie is geweest met het doel op Java
en Sumatra een volksrepubliek te
stichten naar Spaans voorbeeld, dan
wordt het duidelijk waarom wij tot op
heden nog geen helder inzicht hebben
verworven t.a.v. wat onder rechts-mee-
werkend en l'inks-vormend moet wor
den verstaan in de jaren 1941-1945.
R. J. HAAK WEGMANN jr.
Bij deze reageer ik op de brief zoals
hierboven is afgedrukt.
Palang Merah Indonesia (PMI)
en corporaties
De PMI werd op 5 september 1945
opgericht en stond toen onder drs.
M. Hatta. Dus drie dagen na de onder
tekening van de officiële overgave van
Japan aan boord van de USS. Missou
ri in de Baai van Tokio.
De PMI heeft dus niets van doen met
de ondergrondse beweging tegen de
Japanse bezetter. Deze organisatie
werd de facto erkend door de Britse
opperbevelhebber op Java (lees: te
Batavia), en wel direkt na haar op
richting. Dat was in die tijd gebrui
kelijk.
Het Nederlands-Indonesische conflict vond zijn afsluiting in de souvereiniteitsoverdracht
op 27 december 1949. Op de foto de waarnemende minister-president van de V.I.S.,
sultan Hamengku Buwono IX van Yogya, bij de ondertekening van de protocollen bij de
souvereiniteitsoverdracht in Jakarta. (Foto Boshouwers)
De Indonesische corporaties die tij
dens de Japanse bezetting werden op
gericht, werden door de Japanse au
toriteiten eveneens direkt na hun op
richting erkend. Feitelijk was de situ
atie zo: de wens om tot de oprichting
van corporaties over te gaan werd
eerst aan de betrokken Japanse auto
riteit voorgelegd. Pas na verkregen
toestemming kon men voorbereidingen
treffen tot het oprichten van een cor
poratie. De eerste van de reeks werd
al direkt na de overgave van Java, 9
maart 1942, tot stand gebracht: de
3A-beweging.
Van de gelegenheid, die dergelijke
corporaties aan Indonesische verzets-
deelnemers gaven om hun ondergrond
se arbeid te verrichten, maakten deze
dankbaar gebruik.
Bersiap-tijd
De bersiap-tijd in engere zin is de tijd
na 2 september 1945 (zie boven) tot
het moment dat de Britten Batavia ef
fectief in bezit hadden, d.i. eind sep
tember/begin oktober 1945.
De bersiap-tijd in ruime zin is de tijd
vanaf 2 september 1945 tot de souve
reiniteitsoverdracht, 27 december 1949.
Deze ruime betekenis van de bersiap-
tijd is in Nederland bij de Wet Uitke
ring Burgeroorlogsslachtoffers (WUBO)
als zodanig erkend, d.i. mei 1984.
Periodisering
Periodisering is voor de geschied
schrijving een uitstekend middel om
beter inzicht te verkrijgen in de ont
wikkelingsgang. Daarom gebruikt men
die bij de beschrijving van lange pe
rioden. De Japanse bezetting heeft
"slechts" 3V2 jaar geduurd. Voor een
historicus 'is het daarom niet van we
zenlijk belang om die tijd in te delen.
Tenzij er inderdaad sprake is geweest
van een echte scheiding in tijdvakken
wegens een belangrijke gebeurtenis of
een ingrijpende verandering.
Welnu, ik heb in mijn 4-delige bespre
king van het boek van dr. L. de Jong
trachten duidelijk te maken, dat de
Indonesische nationalistische beweging
na 1927 - en dus ook gedurende de
Japanse bezetting - verdeeld was over
bovengrondse en ondergrondse acti
viteiten. Het samengaan van verschil
lende Indonesische voormannen met
de Japanse bezetter heeft de hele be
zetting door geduurd. Daarnaast (of
liever: daaronder) bewogen andere In
donesische voormannen (bv. Sjahrir)
zich ondergronds.
Deze totale beweging (boven- èn on
dergronds) was in feite de eigen Indo
nesische weg, die steeds bewandeld
werd - of het nu in de Nederlandse
dan wel in de Japanse tijd was. Er wa
ren bepaalde figuren die in de eerste
periode (onder de Nederlanders) bo
vengronds werkten en die in de Japan
se bezetting ondergronds gingen; an
deren voerden vóór de oorlog onder
grondse acties en werkten in de Ja
panse tijd samen met de bezetter. Het
was meer een kwestie van opportuni
teit dan een van principes. Tussen
Hatta en Sja'hrtr was afgesproken dat
de eerste bovengronds werkzaam zou
zijn, dus met de Japanners zou samen
werken, en de laats'te ondergronds
zou blijven. Dat men later deze en
andere situaties onder mooie princi
piële frasen bedolf, is een geheel an
dere zaak.
Daarbij moet men wel bedenken, dat
in een periode van voortdurende strijd
revolutionairen van allerlei pluimage
zich aaneensluiten en die eenheid
trachten te behouden ten opzichte van
(lees verder pagina 37)
35