HET IVe EN IXe BATALJON TE TJIMAHI Toen de order de strijd te staken werd gegeven, gingen de KNIL eenheden op de plaats waar zij zich bevonden, in krijgsgevangenschap. De wapens werden op een hoop gegooid en men wachtte in scholen en andere gerequireerde gebouwen af wat er verder zou gebeuren. Al vrij gauw werden de Indonesische militairen naar huis gezonden, met uit zondering van de gezagsgetrouwen, die zich te zeer aan de Nederlandse zaak verbonden voelden. De bedoeling van de vijand om ver deeldheid in de Nederlandse gelede ren te brengen, bleek verder toen zij een scheiding maakte tussen de Ne derlanders van gemengde bloede en de overige Nederlanders. De zeer grote groep van Indo-Europeanen vormde in het vooroorlogse Neder- lands-lndië een belangrijk bestanddeel van de Europese samenleving; in alle beroepen trof men hen aan. Zij waren vergroeid met het land, waar zij gene raties lang hadden geleefd, en dat zij mee hadden opgebouwd. Later, toen Indonesië onafhankelijk was gewor den, bleven zij de band met Neder land verkiezen, waardoor zij uit Indo nesië werden verdreven. Het grootste kamp voor de Indo-Euro- pese militairen werden de samenge trokken kazernes van het IVe en IXe Bataljon Infanterie te Tjimahi. In het uitgestrekte IVe en IXe was het leven niet slecht. Van de bewakers had men weinig last, aangezien deze order hadden niet in het kamp te ko men, wanneer dat niet nodig was. Liep er een patrouille door het kamp, dan werd dit snel van mond tot mond doorgegeven met de kreet "Rood Voor!" 1) Toen de Japanners achter de betekenis van dit wachtwoord kwa men en menig "Rood Voor" roeper een stevig pak ransel had opgelopen, werd de kreet in "Warm Water" ver anderd. Er werd weinig en dan nog licht cor vee gevraagd. Zo heeft een tijdlang zelfs een "kunstcorvee" bestaan. Da gelijks werden de "kunstenaars" in een chambre van een niet gebruikte kazerne in Tjimahi bijeen gebracht, waar zij mochten tekenen, schilderen en boetseren. In het kamp waren mannen uit alle lagen van de Nederlands-Indische Maatschappij. Mannen van weten schap, handel en industrie, van de pers en van welk ambacht dan ook, liepen hier dooreen. Zij waren hier méér mens dan toen zij nog buiten stonden. De referendaris 4 door L. Jacobs plukte grassprietjes naast de kleine landbouwer, de schrijver van het ge meentekantoor duwde de vuilniskar schouder aan schouder met de onder directeur van een verzekeringsmaat schappij. Dit was de les die wij in onze vernedering leerden: door de be trekkelijkheid van het leven jezelf niet al te serieus te nemen. Helaas was het ook weer een van de eerste dingen, die wij vergaten, toen wij na de vrede ijverig aan onze "status" gingen bou wen. Omdat men veel tijd om handen had en de rusteloze geest altijd bezigheid zocht, kwam er een kampkrant tot stand. Een satirisch blad, dat misstan den in het kamp hekelde, maar dat ook letterkundige bijdragen en teke ningen bevatte. Het krantje was ge heel "camp-made". Van de drukinkt voor de stencilmachine tot het papier toe. In de avonduren opende de "Aca demie" zijn deuren en mannen die wat te zeggen hadden, gaven lezingen over allerlei onderwerpen. Er waren cursussen in talen, stenografie en boekhouden. En wie wat meer wilde weten over autotechniek schaarde zich met zijn eigen zitbankje onder de kring van toehoorders van de man, die met een krijtje op het grijze buitenmuurtje een doorsnee had getekend van de benzinemotor. Na het middagappèl werd het kamp één kermis. Er waren vele gezellige eethoekjes, die mooie namen droegen zoals "de Platvoet", 't Klaverblad", 't Kanaal" en de "Serabitent". Er werden jazz-concerten gegeven. De orkesten van Tjalie Overbeek Bloem en van Harry Braun kwamen tot nieuw leven. Verder werden er sportwed strijden georganiseerd. Door de aan wezigheid van klasse voetballers kon den goede voetbalmatches worden gegeven. Het Theater "Eterniet" gaf uitstekende toneel- en revuevoorstel lingen. De vrouwenrollen werden over tuigend in travesti gebracht. Onze Her man Jopp, die met ons naar Flores ging, verdiende voorgoed de bijnaam van "The Lady in Red" door zijn prach tige creatie in de revue "Droomland". Het economische systeem in het IVe en IXe Achter het prikkeldraad werd niet al leen het westerse culturele leven voortgezet, ook het economische sys teem van de vrije wereld werd in het IVe en IXe toegepast. Dit was het re sultaat van de opvattingen van de kampleider, majoor Hoedt. Hij voor zag, dat het leven van de Indische Nederlander na de oorlog geheel an ders en moeilijker zou worden. Voor de oorlog was de positie van de Indo door zijn Nederlanderschap beschermd tegen de massa van de Indonesiërs. In betrekkingen bij het Indische Gou vernement vond hij zijn geluk en levens vervulling. Majoor Hoedt begreep ech ter goed, dat na deze oorlog de vol ledige emancipatie van de Indone siërs niet meer te stuiten zou zijn Zij zouden met kracht hun plaats in de maatschappij opeisen. De Indische jongen aldus de visie van Majoor Hoedt diende zich op deze evolutie te prepareren. Hij moest leren met am bacht en handel zijn brood te verdie nen. Daarom entameerde hij het op zetten van kleine bedrijfjes, waar goederen en diensten gekocht en verkocht konden worden. In de grote vrouwenloods 2) en opzij van de gymnastiek loods werden kraampjes opgezet. Zo ontstond hier een drukke markt, de "I.V.I. Pasar" (Indo Verlakt Indo). De waarheid van de stelling dat een vaste baan met vastgestelde uren de dood is van alle creativiteit bleek hier duidelijk. Plotseling ontdekten velen, die anders hun leven in een kantoor baan zouden hebben gesleten, dat zij handiger waren dan zij zelf wel wisten en dat zij voorwerpen konden maken, die anderen wilden kopen. Andere kampen (bijv. het zgn. Kale Koppen Kampement 3) in het Vle De pot Bat. te Tjimahi) waren op collecti- vistische grondslag geschoeid. Hier werden in het kamp de activiteiten verricht ten bate van het geheel. Er was een gezamenlijke moestuin, de jam- en pindakaasfabriek werkte voor de kampbewoners. In het IVe en IXe werden uiteraard de maaltijden en het onderhoud van het kamp in zijn ge heel door de kampleiding verzorgd. Uit de kampkas werd ook het nodige ingekocht om de karige ménage, door de Japanners verstrekt smakelijker en voedzamer te maken. Wat de man met

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 4