WEERZIEN MET HET "VERLEDEN" (slot) Zou Mae West nog leven? Zou ze ons herkennen na 42 jaar? Rob is haast niet veranderd en bezit ondanks zijn AOW-schap nog een volle zwarte haardos, maar bij mij is het zie de maan schijnt door de zilverkleurige struiken. Onze chauffeur Boemi en Ducky hadden gelijk wat de toestand van de weg betrof. De volgende dag hobbelden we over een ongeasfalteerde landweg met een slakkegangetje van gemiddeld 30 km per uur. Om onherstelbare schade te voorkomen vermeed Boemi elke plas (het had die avond goed geregend), omdat vaak niet te zien was hoe diep die plas was. We schoten dus niet op, vooral door het inlassen van vele sanitaire stops, waarbij we tegelijkertijd konden genieten van de schoonheid van de jungle, een sohoonhéid waarvoor we als POWer geen tijd en belangstelling hadden. Laat in de middag kwamen we Tarsao binnenrijden, toentertijd eveneens een belangrijk doorgangskamp van voorbijtrekkende militaire en krijgsgevangen- kolonnes. Tarsao lag en ligt niet aan de railroad, maar aan de autoweg. Na wat zoeken vond Boemi een logement met nog net twee lege kamers: de dames slie pen 'in twee bedden in een kamer, terwijl in de andere kamer twee heren op de grond op een zeiltje de nacht moesten doorbrengen. Tarsao zelf was ook onherkenbaar veranderd. Op de plaats van de vele barakken staan houten loodsen, huisjes en ook enkele stenen gebouwen en een benzine pomp met een grote opslagplaats. Onze heerlijke nachtrust werd de vol gende ochtend heel vroeg verstoord door het getrompetter van een pas serende kudde olifanten, die daarbij luidruchtig werden aangemoedigd door hun berijders, de kornakken. Na een stevig ontbijt van ketella go- reng en een bak koffie toebroek, ver trokken we bij zonsopgang. Het was bij negenen toen Rob het busje voor 'n san'ita'ire stop liet st'ifhouden, althans dat dachten we na ruim twee uur ge hobbeld te hebben. Rob liep echter regelrecht naar een kolossale boom stronk van wel anderhalve meter mid dellijn. Het was een driekwart ver gane stronk van een donkerbruine sonokelingboom. Op besliste toon zei mijn maat: "Hier hebben we gewerkt en daar verderop dieper de bush in, moet je die grote rotsblokken hebben, waarachter we ons vaak verscholen en gerust hebben". Ons groepje liep achter Rob aan nog verder de bush in en verdorie, de grote rotsblokken lagen er nog. Een vreemd doch blij gevoel ging door mij heen. Blij dat ik deze plaatsen nog heb mogen en kunnen zien tezamen met mijn vrouw, ik merkte aan mijn oud slapie dat hij dezelfde gevoelens on derging. Van hieruit naar ons kamp was toen ongeveer 2 uren lopen, dus ong. 10 km. De bruggen die wij inder tijd hebben gebouwd van boomstam men, zijn vervangen door steviger bruggen van dikke balken en planken met ijzeren brugleuningen. Na een vrij lange brug over een flink bruisende rivier en de daarop volgende helling, kwamen we bij het dorpje Tardan en stopten pal ervoor. Op het plateautje voor het dorp, waar onze barak en die door F. J. (Nono) Ponder van de Japanse genietroepen hebben gestaan, was nu een ketella-aanplant. Het muurtje was vervangen door een levende loentashaag met een opening breed genoeg voor twee personen. Het paadje dat naar de rivier leidt, is nog onveranderd. Op een paar kleine kinderen en twee honden na, leek de nederzetting een uitgestorven oord. Vlakbij de haagopening stond een stalletje met papaja's, pisang, ketel- la en oebiknollen. Terwijl de dames bij het stalletje stonden, liepen Rob en ik tot aan de kampongrand, in de hoop iemand aan te treffen. Geen mens te zien Ducky en Boemi liepen naar het andere gedeelte en hadden meer ge- lulk. Boemi 'had intussen aan enkele bewoners verteld, wie we waren en dat we helemaal uit Holland zijn ge komen. Net toen Rob en ik bij ons busje ston den om wat koffie uit de thermoskan te schenken, kwam een klein slank vrouwtje van de straatweg op Rob toe en zei (vertaald door Ducky): "Jou herken ik van vroeger" en pakte zijn beide handen en keek hem vriendelijk ietwat verlegen aan. "Waarom kwam je na de oorlog niet De militaire luchtvaart van het KNIL in de jaren 1942- 1945 door O. G. Ward Een uitgebreid historisch overzicht van de lotgevallen van de Ned.-In dische luchtmacht tijdens W.O. II in de Pacific. Met vele foto's, kaarten en tabellen. 49,50 f 7,porto. 40 Jaar luchtvaart in Indië door Gerard Casius en Thijs Postma De gehele luchtvaartgeschiedenis van Ned.-Indië vanaf 1911 tot aan de souvereiniteitsoverdracht, in al haar facetten. Met talrijke foto's ge ïllustreerd. f 49,50 f 7 porto. BOEKHANDEL MOESSON hierheen?" vervolgde ze. En toen ze lachte wisten Rob en ik, dat die vrouw "onze" Mae West moest zijn. Met Ing als tolk, kwamen we achter haar ech te naam. Ze heet Hoen Rom, maar gemakshalve werd ze Romy door ons genoemd en die naam vond ze ook mooi. Ing vertelde Romy, dat Rob bij het einde van de oorlog in Japan was, daarna via Manilla met zijn marine boot naar Australië. Mij had ze (na tuurlijk) als een landgenoot aangezien, maar dan van blauw bloed We gingen, na een dringend verzoek, bij Romy op visite. Ze vertelde dat ze Vier jaar geleden weduwe was gewor den, twee gehuwde dochters en drie kleinkinderen had. Ze leefde van de opbrengst van haar tuin en te oor delen naar wat ze bezat, was ze arm en met steun van haar familie kon ze het hoofd net boven water houden. Ze bood ons gepofte oebi aan, die we met een bekertje suikerloze thee, met smaak hebben binnengewerkt. Toen we aanstalten maakten om te vertrekken, gebaarden El en Mutty ons even te wachten, zij liepen naar de bus toe en kwamen weldra terug, ieder met hun koffertje en een plastic boodschappentas. Ze trokken Ing en Romy een zijvertrek in. Een minuut of 10 later kwamen de dames, met Romy en El voorop, weer naar ons toe. Romy had een gedaanteverwisseling ondergaan. El's rood zomerpakje, Mut- ty's rode open schoenen, rode oor knoppen en wat make-up hadden van het eenvoudige dorpsvrouwtje een charmant stadsdaimetje gemaakt. Op de balé-toalé in het zijvertrek, 'hadden El en Mutty nagenoeg hun koffertje geledigd. Ik zag een hoop zomerkle ding tot ondergoed toe, badzeep en andere toiletartikelen en een valuta mapje voor vreemd geld. Romy wist aanvankelijk niet wat de bedoeling van die twee wildvreemde vrouwen uit Holland precies was met die verkleedpartij, maar toen Ing en Ducky haar alles hadden uitgelegd, barstte ze in snikken uit en viel eerst El en daarna Mutty om de hals, waar ze enkele minutenlang bleef huilen, onder het prevelen van (vermoedelijk) dankwoorden. Toen ze uitgehuild was, gaf ze de dames nog een zoen. Ze vroeg aan Ing, waar ze al die goedheid aan te danken had. Ing's antwoord verbaasde Rob en mij, want Ing zei: "Omdat jij (in onze richting wijzend) die twee mannen in hun krijgsgevan genschap heel veel hebt geholpen. Zij hebben je hulp daarom niet vergeten en hebben jou nu opgezocht met hun vrouwen". Romy stond toen vlak voor Rob en mij met betraande ogen en zweeg. We namen haar om beurten in onze armen en kusten haar op haar rimpelig voor hoofd. Bij het afscheid nemen, een half uurtje later, herhaalde zich deze tedere ceremonie. Ongelooflijk, het door omstandigheden "ongrijpbare" buurmeisje, de lieveling van een tien- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 6