WEERZIEN MET BORNEO (KALIMANTAN) (I) BORNEO VROEGER station, waar men van paard kon ver wisselen. Deze verbindinq werd alleen door de employe's gebruikt voor dienstzaken. Veel herinner ik me niet meer van Sambodja. De lagere school was ondergebracht in de soos en het enige wat ik mij van deze schooltijd weet te herinneren zijn de pleisters, die ik af en toe onder de les op mijn mond geplakt kreeg wegens te veel praten. Af en toe een olie-brand en een flinke bandjir. Het zwembad lag een eind buiten het emplacement en was bereikbaar over een vrij lange houten brug over een rivier. Deze brug, waar ook de pijp leiding naar Balikpapan overheen gelegd was, stond bij elke bandjir onder water. Maar als dat op zondag gebeurde gingen we toch naar het zwembad en vond ik dit gezeten voor mijn vader op de motorfiets een mach tig gezicht zo door die grote water vlakte te rijden. Wat ik me verder nog herinner van Sambodja waren Koninginnefeest op, 31 augustus en de oud- en nieuw- viering op de jaarwisseling met vooral veel vuurwerk en natuurlijk de pasar malam, die nooit ontbrak. Deze vertrok bij voorkeur tegen de avond en was voorzien van een sobere hut speciaal voor dames en de kinde ren. Bovendien werden er meestal nog een aantal tongkangs (lichters) met goederen en materialen achter ge hangen. Dus de snelheid was niet al te hoog, vandaar de voorkeur voor de nacht. De volgende morgen vroeg lag de boot dan voor de kust, ter hoogte van de uitmonding van een klein riviertje. Dit punt werd de Kuala genoemd. Gezien het ondiepe water en de vele zand banken lag het bootje nog een heel eind uit de kust. Hier moest men dan overstappen in een houten prauw met een stuk of tien roeiers en werden de passagiers en hun bagage in de rich ting van het strand geroeid. De laatste 50 meter waren ook voor de prauw te ondiep en werden de passagiers door de bemanning naar het strand ge dragen. Bij erg rustig weer kon je ook zelf naar het strand waden. Maar dan waren we er nog niet, want hier moesten we op het treintje - een smalspoor voor aanvoer van materia len voor het boorterrein - en werden dan gezeten op een van banken voor ziene platte wagen over een afstand van ca. 1 6 km doorde rimboe gereden, getrokken door een kleine stoom locomotief. Sambodja zelf lag dus midden in het oerwoud, een emplacement met werkplaatsen, gudangs, electrische centrale, olie-pompstations met daar omheen de houten woonhuizen ge bouwd tegen en op de heuvels, die in een halve cirkel om het emplacement heen lagen. De huizen tegen de bos rand hadden een stevig hek om de tuin tegen tegen tjéléngs. En dan verspreid De aanlegplaats van Balikpapan. over het hele terrein tot in het bos de boortorens. De opgepompte olie ging naar verzameltanks op het empla- ment en werd vandaar door het pomp station via een lange pijpleiding naar Balikpapan gepompt, naar de raffi naderij. Het pad langs deze pijpleiding was de andere verbinding met Balikpapan, te voet of te paard. Halverwege was een Na het tweede Europees verlof werd mijn vader geplaatst op Sanga Sanga Dalem. Met de K.P.M. van Soerabaia via Kota Baru en Balikpapan naar Samarinda. Vandaar met een B.P.M.- lichter naar Sanga Sanga, ook wel Louise genoemd, gelegen langs een zijrivier van de Mahakam. Wij kwamen vrij ver van het hoofd-emplacement te wonen, midden in het bos op een heuvelrug, die evenwijdig aan een rivier liep. (lees verder pagina 21) door C. T. Beunder Het verlangen om mijn geboortegrond terug te zien, werd met de jaren sterker. Ik geloof, dat als je ouder wordt je jeugdherinneringen steeds meer naar voren komen en daarmee het nog eenmaal terugzien van deze plaatsen van tempo dulu". Voor mij was dat vooral de oostkust van Borneo (vroeger de Zuider en Oosterafdeling van Borneo). Hier had ik tot mijn 14e jaar mijn jeugd doorge bracht, eerst in Sambodja tot 1930 en vervolgens in Sanga Sanga tot 1932 en Tarakan tot 1935. Sambodja waar ik geboren werd, ligt ongeveer een 60 km ten N.W. van Balikpapan. Een reis naar Sambodja was in die tijd een hele opgaaf. Mijn vader was bij de B.P.M. (Bataafse Petroleum Maatschappij) aangenomen als werktuigkundige en vertrok begin 1920 uit Holland naar Indië. Eerst met de trein naar Venetië en van daar met een Italiaanse boot naar Soerabaia. Van hier ging met de K.P.M. naar Balikpapan en verder met een klem Bootje naar Sambodja. Mijn moeder volgde ruim een half jaar later met "de Koningin der Nederlanden" via Padang en ik zelf arriveerde in 1921 per ooievaar. Was de reis tot Balikpapan nog vrij comfortabel geweest, het vervolg naar Sambodja was wat moeilijker. Na één of meer dagen in de pasanggrahan van Balikpapan gezeten te hebben, werd ■de reis voortgezet met een sleepboot van de B.P.M. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 18