GO A SIN HANDEN Kleine meid met kleine handen in hun grote mensenhand droomde nooit van verre landen kwam niet uit dat vreemde land! Kende niet hun stil verleden snapte niet hun grote leed leefde enkel in 't heden 't meisje dat Linda heet! Westerling met grote handen warmde mijn kleine kinderhand vertelde over warme landen hield niet van zijn kille land! Oosterse met rijk verleden verraadde nimmer haar eigen leed leefde enkel in 't heden Oosterse die oma heet! Soms verlang ik naar hun handen in mijn sterke vrouwenhand droom van vreemde, verre landen zal nooit wennen aan ons land! LINDA AKKERMANS Go A Sin was onze kok, huisjongen, als het zo uitkwam tuinjongen, nurse voor onze kinderen, boodschappenjongen, steun en toeverlaat, redder uit de nood, djagahIk zie hem nog voor me, althans in mijn ogen een hele lange dunne weinig zeggende Chinees. Hij was in Deli zó maar eens bij ons komen binnenlopen, en had zeer bescheiden, doch dringend aangekondigd dat hij wel voor ons wilde werken. Aangezien de kokki net haar congé had gevraagd wilde mijn moeder het wel met Go proberen en hij installeerde zich, alsof hij dat al jaren zo gewend was in een van de kamertjes in de bijgebouwen met z'n koffertje en paraplu. Misschien is het verbeelding, maar ik zal zo steeds aan hem blijven denken, met de paraplu. Mijn moeder leidde hem daarop rond en liet hem zien waar alle nodige attributen voor de huishouding zich bevonden, sprak allerlei zaken met hem door en zei tegen de baboe, dat zij hem maar wegwijs moest maken in onze omgeving: waar de warongs waren, de toko's etc. Maar dat hoefde niet want dat wist hij al allemaal! Wij snapten er niet veel van, maar hij maakte zo n keurige indruk en was zo kalm en ging z'n weg zo rustig, dat alleen de nieuws gierigheid van ons overbleef, hoe of hij nu eigenlijk als kok zou zijn. Nou, dat was een revelatie! Al gauw merkten wij dat hij praktisch alles kon en niet alleen op culinair gebied, hoewel dat zeer zeker de kroon spande. Ik heb nooit zulke verrukkelijke caramelvla gegeten zoals hij die maak te, allerlei soorten koek en cakes waar wij kinderen gek op waren, maar ook rijsttafel, jachtschotel, stokvis (uit de lange dunne blikken), ik weet echt niet meer wat hij niet kon maken. Zijn uitgebreide belangstelling voor ander werk (als baboe ziek was streek hij de kleren) had hem kennelijk geleerd ook in al die dingen te excelleren. Voor mijn moeder een ware uitkomst: ze werkte nl. als onderwijzeres aan de Hollands-Inlandse School (in Pema- tang Siantar) omdat bij mijn vader het begin van tuberculose was geconsta teerd en hij niet mocht werken en veel moest rusten. Go A Sin regelde verder alles: als er onverwacht visite kwam die bleef eten, hoefde mijn moeder daar verder haar hoofd niet over te breken. Alles kwam voor elkaar, keurig opge diend, keurig gedekte tafel etc. Als wij kattekwaad uithaalden, las hij ons zeer vriendelijk en goedmoedig de les. Ik zie hem nog lopen 's morgens vroeg in singlet en een hele wijde, van voren over elkaargeslagen broek, op weg naar de pantjuran (of was 't de put) om zich op te poetsen. Even daarna was hij al in huis bezig met koffie en thee en 't ontbijt, liep ons te "adjakken" dat we moesten opschieten en besprak nog gauw even e.e.a. met mijn moeder over de gang van zaken. De enige keer dat hij uit de band sprong en wel met een ongelooflijke regel maat was, als hij z'n salaris had ge kregen. Dan ging hij 's avonds uit (misschien maakte hij dan wel alles op) en kwam goed aangeschoten thuis, hoewel wij kinderen daar nooit iets van merkten, behalve z'n rood doorlopen ogen de volgende dag. Later vertelde mijn moeder, dat toen hij tenslotte ook een vrouw had gevonden, eerst netjes om toestemming had gevraagd of zij bij hem in mocht trekken. Die vrouw bleek het te moeten ontgel den na zijn maandelijkse uitspatting, want als hij thuiskwam ging hij eerst een stuk hout halen en dan hoorden mijn vader en moeder het doffe "Pof pof" van de bastonnade van Go, die te lang en te diep in het glaasje had gekeken. En misschien ook wel een zacht gekerm van z'n gehoorzame gade, die 't echtertoch niet lang bij hem uithield en op een goed moment verdwenen was. Ja, dan streek hij z'n haren naar achter, er kwam dan een grijnsje op z'n meestal onbeweeglijke snuit, een heel klein beetje maar en hij ging weer gewoon door met werken alsof er niets was gebeurd. Hij was overal en nergens, hij vergat nooit iets, zag er altijd keurig uit, speelde voor Zwarte Piet als het Sinterklaas was! Tot hij op een gegeven dag - mét paraplu - voor mijn moeder aantrad en vertelde dat hij - tijdelijk - let wel tijdelijk - weg moest gaan want hij moest naar Kanton z'n familie opzoe ken. Mijn moeder huilde haast, maar hij beloofde na een half jaar weer terug te zullen komen. Hoe we het gerooid hebben zonder hem, vertelt het verhaal eigenlijk niet, wel dat precies na een half jaar Go A Sin kwam binnenstappen - met paraplu - en zei "hier ben ik weer njonja, het halve jaar is nu om". Hoe hij ons gevonden had, mag de hemel weten, want wij zaten in afwach ting van het half afgebouwde huis aan de bovenloop van de Moessi waar mijn vader het toezicht had over de ontgin ning en bouwerij van de rubberonder neming die daar zou komen. Go werd - figuurlijk natuurlijk - in de armen gesloten en toen wij het nieuwe huis in zouden trekken was hij al dadelijk weer van de partij, al was het alleen om ons via de twee plank-brede brug met als leuning een vrij stevig touw, veilig over de rivier te brengen. Mijn hoed viel in het water en werd later aan de voet van de naar ons idee enorme waterval, ietsje verderop door het gezin van de kantoorkraai opgevist en bij ons terug gebracht. Toen het nieuwe huis klaar was en ingericht, gebeurde er de gekste din gen. Er was op een dag zo n vreselijke storm en regen met rukwinden, dat het ineens overal lekte als een mandje. We konden de pootjes van onze twee terriers niet meer horen, omdat de mat ten die er lagen zo drijfnat waren dat Ene en Andere zoals ze heetten geen geluid meer maakten. De enige droge plek in huis was onder de tafel in de pantry. Daar werden we door Go neer gezet met de nodige droge dekens om ons heen. Mijn moeder gleed uit op de mat en wij hoorden haar kreunen; wij riepen wat we moesten doen en ze zei: "Stuur Go A Sin maar naar hier, dus dat deden we, maar toen hij de njonja zo zag liggen grijnsde hij alleen een beetje dom. Hoe mijn moeder hem ook smeekte haar op te helpen (m'n vader was niet thuis) hij durfde het niet, verbeeld je de njonja aanraken, dat kon toch niet? Tot mijn moeder kwaad werd en hard riep dat hij móést, toen kwam hij langzaam aanschuiven, doodverle gen, en bracht het voor elkaar om mijn moeder zonder al te veel pijn op de been te krijgen. Toen we later naar Java gingen is hij niet meegegaan, dat was te ver vond hij. Wat hebben we hem vaak herdacht en in stilte geprezen. Die wonderlijke man hebben we nooit vergeten. H. VAN NIENES-LUITING 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 4