HET TROPENINSTITUUT
EN HET
WEGSTERVEN VAN EEN ECHO
Wat doen een half miljoen unieke Indische foto's, dia's en
negatieven in een Derde Wereld-centrum? "Niet veel"
zullen we terecht antwoorden en vervolgens zullen we
ons afvragen of het niet wenselijk is dat die kostbare - en
vooral onvervangbare - collectie in een meer geëigend
onderkomen wordt ingebracht.
Vooreerst zullen we echter willen weten waar het hier
allemaal om gaat en om dat te weten gaan we naar de
Mauritskade nummer 63 in Amsterdam. Mocht dit adres
nog weinig zeggen, dan zal dat veranderen wanneer erbij
wordt gezegd dat daar het Tropeninstituut is gevestigd
want die naam is al sinds jaar en dag een begrip.
E. G. Spruyt met één van de honderden kostbare foto-albums.
(foto: K.I.T.)
Het ontstaan
"Wil je iets weten of vinden over Indië,
dan moet je naar het Tropenmuseum
gaan, daar hebben ze alles."' Dit advies
hebben wij allemaal ooit tenminste
éénmaal gekregen en misschien ook
wel gegeven. De echo van deze raad
geving klinkt nog tot de dag van
vandaag door en het is wellicht daar
om dat je je even afvraagt of je hele
maal goed terecht bent wanneer je in
het nog altijd imposante museum
complex bent aangekomen. Indië
namelijk is niet direkt te herkennen en
dat is logisch want hetTropenmuseum
is geen Indisch museum. Dat is het
lang geleden wel geweest.
Het begon allemaal in 1 864 in Haarlem.
In Paviljoen Welgelegen, het voor
malige paleis van Koning Lodewijk
Napoleon, werd dankzij minister J. R.
Thorbecke de verzameling Indische
voorwerpen ondergebracht, die vanaf
1859 door F. W. van Eeden (groot
vader van de schrijver/dichter Frederik
van Eeden) was verzameld. De basis
van het Koloniaal Museum was daar
mee gelegd. Het Nederlandse publiek
kon vanaf toen kennis maken met
voorwerpen en produkten uit de
koloniën.
Rond 1900 werd het museum uitge
breid met een laboratorium, waar
produkten, voorwerpen en ruwe mate
rialen uit de tropen werden onder
zocht. Enkele jaren later, in 1910,
werd de Vereniging Koloniaal Instituut
opgericht, een initiatief van de
museum-bestuursleden J. T. Cremer
(oud-minister van Koloniën) en Twee
de Kamerlid H. F. R. Hubrecht. De
doelstelling was het oprichten van een
instituut dat zich op de kennis van de
tropen zou richten in de breedste zin
van het woord. In 1913 volgde de
bouwopdracht voor een pand aan de
Amsterdamse Mauritskade. Tien jaar
later kon het museum-gedeelte van
het Koloniaal Instituut door Koningin
Wilhelmina worden geopend, en bij
die gelegenheid kreeg de Vereniging
Koloniaal Instituut het predikaat
"Koninklijke". Weer drie jaar later
werd het gehele gebouw officieel ge
opend en was het Koloniaal Instituut
een feit.
Niet meer koloniaal
Het verwerven van wetenschappelijke
kennis door het verrichten van onder
zoek en het verzamelen van kennis
over de Tropen was de belangrijkste
taak van het Instituut en de tweede
taak was het doorgeven van die kennis
door middel van onderwijs, publika-
ties, tentoonstellingen enz.
De afdelingen Agrarisch Onderzoek,
Tropische Hygiëne (voor de opleiding
van artsen) en Culturele en Physische
Antropologie waren de drie weten-
schapppelijke pijlers van het instituut,
dat ook bleef werken aan de uitbrei
ding van het museum, de bibliotheek,
fotodocumentatie enz.
De ellende van de oorlogsjaren, het
verlies van Indië, het gebrek aan fond
sen en onzekerheid over de doel
stellingen van het intituut deed de
vraag rijzen of het instituut nog een
toekomst had. In 1945 werd de naam
alvast veranderd in "Indisch Instituut",
en na een studie van een overheids
commissie onder leiding van prof.
Hirschfield werd besloten om door te
gaan, zij het onder de naam Koninklijk
Instituut voor de Tropen en met een
nieuwe, meer uitgebreide taak. Geen
instituut en museum meer dat met
name gericht was op Indië, maar een
instituut dat de totale tropen en een
deel van de subtropen als arbeidsveld
heeft. In zo n instituut nieuwe stijl zou
alle kennen en kunnen dat vanaf eind
16e eeuw was geleerd niet verloren
gaan, maar opnieuw en verderten nutte
worden gemaakt.
Begin zeventiger jaren tenslotte werd
de laatste dimensie aan het instituut
toegevoegd en wel een speciale ge
richtheid op de derde wereld en op
ontwikkelingssamenwerking: het be
kendmaken van het Nederlandse pu
bliek met de situatie en problemen in de
derde wereldlanden en het aanwen
den van de kennis voor het bieden van
hulp en brengen van verbeteringen
daar. Van toen af werd het Indische
foto-archief op de tweede plaats gezet
en kregen foto's van de derde wereld
meer aandacht. De aanwezige albums
en losse foto's werden "in depot" ge
houden.
Verborgen Indië
Gedurende al de jaren dat het instituut
zocht naar nieuwe en aangepaste doel
en taakstellingen bleef het beschik
ken, zij het onzichtbaar, over voor
werpen uit de tijd dat het nog een
koloniaal en Indisch museum was. Nog
steeds moeten al die voorwerpen zich
ergens bevinden, maar niet zichtbaar.
Wat er nog wel te vinden is, zijn zo'n
500.000 Indische foto's.
Gelukkig werd drs. E. G. Spruyt in
1975 aangetrokken om er iets met die
foto's te gaan doen. Dat is al weer meer
dan 10 jaar geleden en volgend jaar
gaat de heer Spruyt met pensioen.
Tegelijk met zijn aanstaand vertrek
staat het Indisch verleden van het
Koninklijk Instituut voor de Tropen
(K.I.T.) weer ter discussie, want de
bezuinigingen van het ministerie van
W.V.C. gaan ook aan de Mauritskade
niet voorbij. Deze samenloop heeft de
kabar angin tot gevolg zoals die ook tot
Den Haag is doorgedrongen: "Spruyt
gaat weg en het Indisch foto-archief
wordt opgedoekt". Alle reden dus om
de heer Spruyt op te zoeken.
Drs. E. G. Spruyt
Everhardus Gerard Spruyt is op 5 april
1922 in Semarang geboren. Na de
H.B.S. studeerde hij Indologie in
Leiden, maar toen hij in 1950 afstu
deerde, was ergeen behoefte meer aan
bestuursambenaren. Kennis hoeft ech
ter niet zomaar verloren te gaan en zo
trad hij in dienst bij een cultuur- en
6