VREEMDE VERSCHIJNSELEN door J. F. Berkhoudt Tijdens mijn opleiding aan de Politieschool te Sukabumi kreeg ik een dienstwoning toegewezen aan de Vogelweg. Mijn buurman toen, was Jan Teillers. Hij bewoonde het huis onder het zelfde dak, gekoppeld aan het mijne. Ik zag hem destijds op enige afstand staan. Met wilde gebaren gaf hij te kennen dat ik mij moest haasten. Blijkbaar had hij naar mij gezocht. "Ga gauw naar huis!" zei hij. "Er gebeuren vreemde dingen bij je thuis. De geluiden daar kunnen niet veroorzaakt zijn door wezens van vlees en bloed!" Thuis gekomen bleek mijn vrouw geheel ontdaan. "Hoor je dat," zei ze wijzend naar deuren en ramen, "dat nu is al een hele tijd aan de gang!" Onze baboe hield haar gezelschap, maar veel had zij niet aan haar. Met gesloten ogen, de handen krampachtig tegen de oren gedrukt, zat zij ineen gekrompen van angst op de vloer naast de slapende baby. Het kloppen en rammelen in huis klonk uit diverse richtin gen en wisselde in geluidssterkte af. "Vind jij het goed dat wij Fred Lamster hierbij halen?" vroeg Jan. "Hij is mediamiek en zou kunnen vaststellen wat dit alles te betekenen heeft." Ik vond dat goed en dus haastte Jan zich om Fed Lamster op te halen. Toen dè geluiden wat waren afgezwakt, zocht ik mijn leerboeken op om mij voor te bereiden op de komende repetitie. Ik zat aan tafel toen plotseling tot mijn grote schrik heel luid geroffeld werd op de naast mij liggende blikken doos van Sickesz chocolade repen. Het geluid kwam zo onverwachts terwijl je verder niets zag. Even later zat ik met Jan en Fred in de voorkamer-Ook de hond kwam bij ons. Mijn ongerustheid dat hij zou gaan janken of huilen werd weggewuifd. Fred had een grote blocnote voor zich en een potlood in zijn hand. Ik nam aan dat hij zich vooraf geconcentreerd had. Er kwam wat beweging in de hand waar hij het potlood tegen het blad hield. Verder constateerde ik een matte blik in zijn ogen. Wat trillerige ongecontroleerde bewegingen en toen be gon de hand te schrijven. Wij volgden de bewegingen maar konden het schrift vanwege de afstand niet lezen. Plotse ling driftige halen op het papier. Fred kwam uit zijn trance toestand en richtte zich tot ons: "Lui, geen grappen, serieus blijven! Ik krijg pijn aan mijn arm." Het geschrevene op papier was leesbaar. Er stond: "Spot niet met mijn hand schrift. Ik heb het niet meer nodig, jullie nog wel!" Ik dacht niet dat wij kritiek hadden geuit, maar naderhand beves tigde Jan dat hij hoewel niet uitgesproken toch wel gedacht had: "Wat een rot handschrift!" Nadat wij Fred's stijve arm wat hadden gemasseerd, ging hij verder. Opnieuw kreeg hij contact. Ditmaal schreef de hand met rustige halen in vrij grote letters het blad nagenoeg vol. Fred kwam weer bij om ons de gelegenheid te geven het geschrevene door te nemen en eventuele vragen te stellen. Tot mijn verbazing meende ik het handschrift te herkennen. Vanwege de persoonlijke aard van het geschrevene zal ik dat hier niet in details weer geven. Ik had het vermoeden dat mijn tante, enige dagen geleden in Batavia overleden, de hand bestuurd had tot het schrijven van haar boodschap aan mij. Zij was een zuster van mijn moeder. Na het overlijden van mijn vader, was zij als een tweede moeder voor de kinderen geweest. Haar boodschap luidde onder meer: "Wees niet bang, ik ben het maar. Ik wilde nog bij je zijn voor ik verder ga. Ik wens je veel goeds toe in het leven. Met mij gaat het heel goed." Ik raakte ontroerd en wilde mijn dank uitspreken voor hetgeen zij in haar leven alzo voor ons had gedaan, maar overmand door de emoties kon ik geen woord uitspreken. Toen geraakte Fred weer in trance en zijn hand kwam nogmaals in beweging. Alsof degene die de hand bestuur de wist hoe ik mij voelde en wat ik had willen zeggen, kwam toen het antwoord op papier. Ik was haar geen dank verschuldigd. Voor haar was het naast de plicht ook het genoegen om ons bij te staan in onze verdere ontwikkeling. Tot mijn grote verassing was haar boodschap bovendien ondertekend met haar naam "Ida", door mij destijds zo vaak gezien en gelezen als ondertekening van haar brieven aan mij gericht. Het waarom en de wijze waarop één en ander gebeurde, wel of niet in onderlinge samenhang, schept onbegrip. Het aanvaarden daarvan als mogelijk is nog lang niet algemeen. HET VERSJE VAN INDIË De eerste regel van "Het versje van Indië" in Moesson no. 4 is niet juist Die moet luiden: "Wanneer je hier in Indië". Het versje - van Dr. G. Nieu- wenhuis, inspecteur van het onder wijs in Ned. Indië - stond in het Taalboekje van onze Lagere School in Garoet. Met een kroontjespen schreef ik het over in een schrift toen ik elf jaar was omdat ik het zo mooi vond. Ik vind dat tot op de dag van heden en het schrift heb ik steeds bewaard. Dit "simpel versje" is voor mij "een ge dicht". ERNST DRISSEN LICHTSTRAAL Dank voor het plaatsen van het ge dichtje van de oude mevrouw Del- maar-Barkey: Liedje van Indië in Moesson van 15-9 j.l. Ze is zo blij en vele oude vrienden namen weer con tact met haar op. Fijn dat er nog' mensen en redacties zijn die iets doen op verzoek van een abonnee of zomaar iemandik was en ben er nog zeer geroerd door. In deze wereld van nu lijkt het soms of niemand meer iets voor iemand over heeft of voelt. Hetdeprimeert mij soms heel erg. Ik wordt niet goed van alles wat ik hoor (radio), zie (TV) of lees (dagbladen en weekbladen) maartoch zo n kleine lichtstraal als U ons uit zendt doet heel veel van al die andere ellende vergetennogmaals dank dus, we kunnen weer een hele tijd tegen al de "rotzooi" in de wereld! Geen mooi woord maar het enige dat kan uitdrukken wat ik bedoel. Dankbare groeten van ons allen, Mevr. B. VAN LEEUWEN DANKZIJ MOESSON Op mijn verhaaltjes, getiteld "Weerzien met het verleden" in de Moessons van 15/7 en 15/8 jl„ ontving ik fijne en soms ook ontroerende reacties, zowel uit het binnen- als uit het buitenland. Mijn oprechte dank voor die belang stelling. Een gevoelige brief van een lezeres uit Hongkong trof mij erg, evenals de openhartige, vertrouwe lijke brief van de 74-jarige weduwe van mijn in het verhaal genoemde kampcommandant van het werkkamp Tardan, de reserve eerste luitenant B. Sanders. Vanzelfsprekend nodigde ik deze flinke vrouw en haar twee kinde ren uit voor een persoonlijke ont moeting, waarbij ik dan wat zou vertel len over het wel en wee van hun familielid in het Jappenkamp aan de Burma-Thailand railroad. Intriest is wel, dat mevrouw tot het begin van de Pacific-oorlog zo kort is gehuwd, dat zij er de tijd niet voor heeft gehad, haar echtgenoot te leren kennen, terwijl haar twee kinderen hun vader slechts van foto's en verhalen kennen. Het lezen van de naam van hun veel te vroeg overleden familielid in mijn ver haal, deed begrijpelijkerwijs de vraag bij hen opkomen: "Zou die schrijver ons wat van Pa kunnen en willen vertellen over alles wat hem betreft in die periode dat zij samen waren in het Jappenkamp?" Lezers en lezeressen, die eer en dat genoegen heb ik gehad. En naar mijn gevoel is na die eerste ontmoeting, een warme vriendschap ontstaan, even hecht als toen met onze sympathieke, rechtvaardige, maar vooral menselijke kampcom mandant. En dit alles heeft kunnen plaatsvinden dank zij Moesson. FRANS J. (NONO) PONDER 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 16