Een Indisch Oorlogsmonument en de helden uit leed gehoren Wie zou zich willen en kunnen verzetten tegen een initiatief om een Indisch oorlogsmonument van nationale allure op te richten? Het herdenken van leed dat gedurende de Japanse overheersing is geleden en door sommigen nog wordt geleden, het eren van de slachtoffers, het eren van moed en trouw en niet te vergeten: de erkenning dat ook in Indië (en heel Zuid-Oost Azië) een heuse oorlog heeft gewoed, zijn toch geen dingen die zich lenen voor discussie, laat staan voor een kritische benadering of zelfs tegenwerking. Inderdaad, daar leent dat alles zich niet voor. Toch moest er in het niet al te verre verleden eindeloos gesproken, gepleit, gewerkt en gestreden worden voor erkenning, eerbetoon en hulpverlening. Met name kunnen in dit kader de enorme verdiensten worden gememoreerd van de Stichting Nederlandse Ereschulden, de Stichting Herdenking 1 5 Augustus 1945 en de Stichting Pelita. En 'opeens'' was het zover: de "Indische oorlog" werd erkend, waardige herdenkingen vonden plaats, oorlogsgedenktekens wérden opgericht, hulpver lening wérd gegeven. Dat allemaal met name door de inzet van genoemde stichtingen. Alles leek geregeld en iedereen scheen vrede te hebben met hetgeen bereikt was. Maar toen werd het augustus 1986, de dag waarop de Stichting Indisch Monument zich presenteerde (zie Moesson van 1 september jl.). Een groep personen met een Indische achtergrond was na de verschillende herdenkingen in 1985 ("40 jaar na dato") tot de conclusie gekomen dat "bij degenen die de oorlogsjaren in Indië hebben meegemaakt behoefte bestaat aan een punt van herkenning en erkenning. Daarmee zou aan de gevoelens, dat er tot nu toe onvoldoende aandacht is geweest voor het daar ondergane leed, worden tegemoet gekomen. Daarnaast zou zo n punt van herkenning fungeren als symbool van de moed, standvastigheid, de levend gehouden hoop en het vertrouwen op een goede afloop, die vele duizenden onder erbarmelijke omstandigheden hebben ge toond. Bovendien zou een monument mede geplaatst kunnen worden in het perspectief van solidariteit tusen Nederlandse en Indische groepen die, elk op hun eigen wijze, gedurende de Tweede Wereldoorlog veel leed hebben ervaren, maar die tevens op strijdbare wijze hebben bijgedragen aan de overwinning van onderdrukking en vervolging." Op 11 augustus jl. bleek dat verschillende Indische organisaties en particulieren, waaronder de Stichting Herdenking 15 augustus 1945, de doelstelling van de Stichting Indisch Monument van harte ondersteunen, maar ook werd dat gedaan door vooraanstaande politici, zoals de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de Minister-President. Het Ministerie van W.V.C. bleek zelfs al een subsidie van 150.000,- in het vooruitzicht te hebben gesteld. Al met al redenen te over om zelf ook de Stichting Indisch Monument van harte te steunen. Toch gebeurde dat niet door iedereen. Zo vroegen redactie Moesson, de Stichting Nederlandse Ereschulden en de Vereniging Indische Nederlanders (V.I.N.) zich af, öf het beoogde monument er werkelijk moest komen. Zoals boven gezegd, er was toch al het nodige bereikt. Ware het niet beter om de doelstelling, zeker nu vooraanstaanden al betrokken waren bij een Indisch monument, om te buigen naar een "breed" monument (in welke vorm ook, bijvoorbeeld die van een museum), naar een Monument Nederlands-lndië? Zo n monument bestaat er namelijk nog niet. En bovendien waren daar de argumenten dat Indië toch meer was dan oorlog en dat Indische mensen niet voortdurend vereenzelvigd moeten worden met oorlog en leed. Verder zou een door de overheid gesteund "breed monument" de banvloek over de koloniale periode kunnen helpen verbreken. Op 14 oktober jl. werd over dit alles gesproken in een vergadering van de Stichting Indisch Monument en de verschillende Indische organisaties. Het resultaat van die bespreking was, dat het oorlogsmonument er moest en zou komen en dat daarna over het voorstel voor een "breed monument" zeker gesproken zou kunnen worden, want dat zoiets er inderdaad moest komen, was iedereen het er over eens. Maar het direkt en in één keer aanwenden van alle krachten, moeite, steun en gelden voor één Monument Nederlands-lndië (inclusief oorlog) werd onmogelijk geacht door de Stichting Indisch Monument en de Indische "vertegenwoordigers" daarin, omdat een rijdende trein niet tot stilstand zou kunnen worden gebracht en omdat er - met een beroep op prof. Bastiaans - er zovelen zijn die zo intens geleden hebben en dat nog doen, dat een oorlogsmonument, maar dan een "echt" oorlogsmonument, voor hen onontbeerlijk is voor het verwerken en dragen van het leed. In de rijdende trein zitten passagiers als de financiële toezegging van W.V.C. reeds ontvangen giften van o.a. Nederlandse verzetsorganisaties, het risico om de steun van vooraanstaanden te verliezen (niet iedereen zal een "koloniaal" monument willen steunen) en erkenning van oorlogsleed. Waar men niet aan wilde, is dat erkenning al verkregen is. Men wilde per sé vasthouden aan de 1 november-termijn, de dag waarop de subsidie-aanvraag bij W.V.C. binnen moest zijn. (Navraag onzerzijds bij W.V.C. leerde, dat uitstel echter altijd mogelijk was). Ook wilde men er niet aan dat steun aan een Indisch oorlogsmonument niet opzichzelf beschouwd kan wor den, maar gezien moet worden in het kader van begrip én waardering voor hetgeen in Indië werd verricht. Een oorlogsmonument kan nooit een be gin zijn van positieve herwaardering. Wat de Stichting Indisch Monument en de Indische "vertegenwoordigers" daarin wél aannamen, was dat er zo veel leed was dat erkend moest worden en dat dit niet kon gebeuren bij hetgeen na veel en hard werken, pleiten en strijden reeds was bereikt en waar iedereen vrede mee had. Neen, er was groot leed, er was grote moed en dat vereist een groot en duur monument. Dat de Indische gemeen schap zich tevreden wist met meer bescheiden, maar daardoor niet min der waardevolle, herdenkingspunten, deed er niet toe. En daarmee was het Indisch eergevoel gevallen. En waar voor, voor wie? Voor enkelingen, die telkens maar weer held willen worden. Helden uit leed geboren, zij die het gezegde vergeten dat een monument maar één keer wordt onthuld en dat een tiende onthulling afgoderij be- to 1/ pnt RALPH BOEKHOLT In iedere oorlog zijn er altijd tienmaal zoveel helden als soldaten. H. K. MENCKEN PASPOORTVER EISTEN VOOR REIZIGERS NAAR INDONESIË De Nederlandse ambassade te Jakarta liet onlangs weten dat de laatste tijd steeds meer toeristen waaronder ook Nederlanders, aan zienlijke moeilijkheden ondervinden bij bin nenkomst in c.q. bij vertrek uit Indonesië. De moeilijkheden zijn veelal te wijten aan het feit dat bij binnenkomst in Indonesië het pas poort NIET voldoet aan de eis dat het nog zes maanden geldig dient te zijn NA vertrek uit Indonesië en of bij vertrek uit Indonesië de tijdsduur van het bij binnenkomst toegestane verblijf (meestal twee maanden) is over schreden. In het eerste geval wordt slechts een verblijf van vijf dagen toegestaan om de toerist in de gelegenheid te stellen de geldigheidsduur van het paspoort te verlengen dan wel een nieuw paspoort aan te vragen. Daarna zijn er nog vele dagen mee gemoeid - afgezien van de daaraan verbonden kosten - om het visum dat voor vijf dagen werd afgegeven om te zetten in een visum voor een langere tijdsduur. In het tweede geval wordt uiteindelijk na vele dagen vertraging de toerist toegestaan te ver trekken en heeft als nadelige consequentie tot gevolg dat dit vertrek namelijk door de Indone sische autoriteiten bestempeld wordt als een "deportatie op eigen kosten". De betrokken persoon wordt in dat geval op de "zwarte lijst" geplaatst hetgeen in het algemeen er op neer komt dat hij of zij de eerste twee jaar niet meer in Indonesië zal worden toegelaten. De emigratie-autoriteiten dringen er steeds meer op aan de betrokken persoon vóór depor tatie gerechtelijk te laten vervolgen met als mogelijkheid een tijdelijke gevangenisstraf. Teneinde te voorkomen dat zij in Indonesië met het hierboven omschrevene worden gecon fronteerd. worden aspirant reizigers dringend geadviseerd over paspoorten te beschikken met een voldoende geldigheidsduur c.q. er op toe te zien dat de geldigheidsduur van het toegestane verblijf niet wordt overschreden. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 3