Saamhorigheid
t fm
ZONDAG, 7 DECEMBER 1941, KEDIRI
WAT IK ME HERINNER
De radio 's ochtends, leder in huis opgeschrikt en allemaal
luisterden we gespannen en met kloppend hart, naar de
mededeling van de G.G., we waren in oorlog met Japan. Je
hele beschermde en vrolijke leventje van opgroeiend
meisje was verstoord. Alles werd meteen anders. Mijn
vader moest als landstormer dienst doen, mijn oudste broer
was al in dienst, mijn zuster ook getrouwd met een vlieger
en mijn jongste broer en ik die nog op school waren,
moesten ingedeeld bij de Luchtbeschermingsdienst. Ik
werd bij een radio-groep ingedeeld, had wisselende dien
sten in een optrekje bij het Jubileumpark bij de T.H. in
Bandoeng. Want daar woonden we in de Tasmanstraat.
Ons huis werd soms overstroomd door militairen, kennis
sen en familie. Mijn zuster, die met haar man toen in
Madioen woonde, kwam terug naar Bandoeng. We woon
den heel prettig daar, mooi uitzicht op de bergen en dicht
bij de Rumah Saté (Verkeer en Waterstaat).
Tijdens de oorlogsdagen kreeg mijn zuster een te vroeg
geboren baby, die maar enkele dagen in leven bleef, en we
begroeven haar per deleman, in een heel klein kistje, datwe
gewoon op schoot hielden, op het Pandoe-kerkhof in
Bandoeng. Het leven ging verder, naar school gingen we
helemaal niet meer. We deden onze werkzaamheden en als
we geen dienst hadden, zaten mijn jongste broer en ik op
ons platje en keken de donkere nacht in, doodse stilte, af en
toe in de verte het geronk van een vliegtuig. Vriend of
vijand, dat wisten we niet. Naarmate de dagen verstreken,
werd het wel duidelijk, dat niets klopte.
Bandoeng liep vol met militairen, ook van de Marine en
burgers, die dichter bij hun verwanten wilden zijn. Zo was
ook ons huis steeds druk bezet en we maakten het voor hen
zo aangenaam mogelijk.
Enfin, de dag kwam van de capitulatie. We hoorden hele
rare verhalen over de Jappen in de buitenwijken, dus
bleven we zo veel mogelijk binnen. De eerste tijd bleef alles
nog gewoon, maar ook de dag kwam, dat onze vaders,
broers en anderen achter de kawat verdwenen. In het begin
mochten we nog naar binnen en brachten dus elke dag eten
en zo. Later werd alles voorgoed verboden en trokken ze
weg. Eerst Tjimahi, dan verder naar verre oorden, zoals
Siam.
Ik weet alleen, dat tijdens de oorlogsmaanden en ook de
tijd na de capitulatie de saamhorigheid enorm was.
ledereen hielp elkaar en we woonden, soms met in elke
kamer een familie, heel vreedzaam naast elkaar. Allen
leefden we met de gedachten bij de gevangenen, zo ver
weg en soms van niets wetend.
L. NOTTI-TIMMER
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
Zaterdag, 29 november 1 941 reden wij Kediri binnen. Mijn man had zijn ontslag
genomen bij Deli-Atjeh in Batavia en zou zijn eerste aanstelling in Kediri bij de
Landraad als ambtenaar ter beschikking aanvaarden. Rechtstreeks gingen wij
naar de Landrechter, Mr. Aton Dwidjosewojo en diens echtgenote Otty, die
ons allerhartelijkst verwelkomden.
"Lex, vandaag nog moet je beëdigd worden vóór één uur; 't is zaterdag, anders
zou je over de maand december geen salaris ontvangen en de aanstelling pas
kunnen plaatsvinden per 2 januari 1 942. Nu gauw naar de resident Tideman; ik
heb de resident al voor je gebeld."
Wij kregen een ruime kamer in Hotel
Riche. Onze eerste zondag na de
eerste werkweek viel op 7 december
1941Wij besloten deze dag gezellig
wandelend kennis te maken met het
liefelijke plaatsje en raakten verrukt
van de kali Brantas langs Semampir,
voorbij de brug zag je in de verte een
groene berg, gehuld in het ochtend-
blauw, uitsteken boven de huizen aan
de overkant van Semampir, waar Soe-
karamé gelegen was, dat later mobili
satiekamp werd.
Als je Kediri binnenreed, vielen de
bloeiende bomen langs de weg op. De
bloemen waren lilapaars en overal
zover het oog reikte vuurrode lelies.
Mijn man voelde zich direkt thuis,
omdat hij het Javaans (hoog en laag)
goed beheerste.
"Als wij straks met pensioen gaan,
wordt het Kediri!" Mijn man was 29, ik
26 jaar; het pensioen lag nog zo ver
weg dacht ik, maar veel maakte het
voor mij niet uit; overal schoot ik wel
wortel!
Echter op die zondagavond in het
hotel terug bleek de lobby vol te zijn
en er hing een sfeer van verslagen
heid. "Pearl Harbor was gevallen!"
Mijn man verdween naar onze kamer
en kwam terug met een Javaans boek
waarin de voorspelling van Djojobojo
volledig was beschreven. Dit boek
kreeg hij eens van zijn hoogleraar Dr.
Agoes Salim.
8 December 1 941 verklaarden wij aan
Japan de oorlog, waarna onmiddellijk
de mobilisatie volgde. Soekaramé
werd de kazerne waar men zich mel
den moest. Aangezien ik mijn eerste
baby verwachtte, gaf ik me op voor het
COVIM (Corps vrouwen in mobilisatie
tijd) en niet voor het VAC - als chauf-
feuse in mijn eigen wagen.
's Avonds om 6 uur reed ik mijn man en
andere opgeroepenen naar Soeka
ramé om me daarna te oefenen met
verduisterde autolampen naar een z.g.
post te rijden. Het leek één groot
avontuur! Bovendien zou alles niet
langer duren dan een djagoengtijd!
Een te letterlijke uitleg helaas. 5 Maart
kwamen de Jappen Kediri binnen. 8
Maart werden de mannen geïnter
neerd. Kediri betekent: eens terug
naar jezelf. We kwamen de oorlog
door, mijn man en ik.
OLGA BOR
De oorlogsverklaring aan Japan. We
voelden ons verslagen want we wisten
wat het allemaal inhield.
Het bericht kreeg m'n vader op z'n
werk te horen. Werkzaam als Expedi
teur in Bireuen (Atjeh) van harspro-
dukten uit Takengon ging hij vlug op
de fiets naar huis om het ons even te
zeggen. Een radio was niet iedereen
rijk. Angstig of paniekerig waren we
niet, maar wel waren vrouw, zoon en
dochter ondersteboven.
Vader moest natuurlijk in dienst als
Landstormer en op een dag kwam hij
ons opzoeken, helemaal uit Kotaradja,
daar was hij gelegerd. Hij kwam aan in
een sado met helm en rugzak en
helemaal in het groen. Geen gezicht
toch zo n heldhaftig uitziend Land
stormer in een sado? Hij had ons
moeten opzoeken in een tank, dan
begin je nog wattegen de Jap, ja toch?
De oorlogsmaanden waren spannend
en de tijden onzeker. Bireuen is een
kleine plaats en we woonden er pas.
Vrienden en kennissen woonden tien
tallen kilometers van ons vandaan.
Onze buren waren Indonesiërs en hun
mening over de oorlog wisten we niet.
De daarop volgende jaren waren niet
best. We kregen van de Jappen on
gevraagd kampen van binnen te be
zichtigen. Maar gelukkig zaten we
toen in een warm land. We zijn toen
ongelofelijk diep gevallen, maar er ook
goed doorheen gekomen.
J. H. KUYT
13