P
Stoer9 wachtend tot de djagoeng rijpte
Allereerst het bericht dat we in oorlog waren met Japan. Oppakken van de
Jappen in Bandoeng, ook van de eigenaar van de busonderneming Sato, die ons
regelmatig elke dag naar Lembang vervoerde als we moe uit school kwamen. De
opgewondenheid dat je in oorlog was, je broer die als miliciën werd
opgeroepen, zelf was je helaas nog te jong, maar wel bij de L.B.D. opgeven voor
luchtbeschermings- en andere doeleinden. Voor vervoer kreeg ik een D.K.W. 95
cc van mijn vader en een vervroegd rijbewijs van het gezag.
De L.B.D. tijd was een serieus feest. Je voelde je erg belangrijk, werd op Hotel
Homan geplaatst met een soort blikken dubbele tuba op je schouders om het
geluid van naderende vliegtuigen waar te nemen, voor het geval dat er
luchtalarm werd verwacht. Je trainde in welk geluid van welk vliegtuig? Je kende
de silhouetten van de vliegtuigen (behalve van de jappen). We waren trots op
onze Brewsters, die als nijdige bromvliegen schijngevechten in de lucht hielden,
daar kon die Jap toch niet tegenop, met zijn toestellen uit ijzerdraad en elastiek
bij elkaar gehouden troep? Japans spul had geen goede naam, alles wat snel in
elkaar stortte tot je fiets toe, was Japans", m.a.w. goed voor even, verre van
degelijk. Wisten wij veel?
Zo stelden we thuis de bedienden dan
ook gerust, die de berichten nauwkeu
rig volgden en graag op de kaart van
mijn bosatlas de oorlog volgden en
gerustgesteld met me meelachten als
ik in mijn patriottisch vuur ons degelij
ke leger vergeleek met het Japanse.
Schuilkelder in de tuin gegraven, met
bamboe dak en zandzakken daar weer
op, en weer graszoden, voor camou
flage. Oefenen thuis met pandeksel op
je kop en eten in blik achterin.
Herhaaldelijk moest ik in die maanden
kuilen graven 's nachts, om etensvoor
raden en waardevolle zaken te begra
ven zonder dat iemand het kon zien of
merken. Wat had ik daar de pest in.
Alsof dat ooit nodig zou zijn, kom nou!
Op zolder (eigenlijk de vliering) ook
weer eten en troep neerleggen. Zakte
door de eterniet plaat heen en was
heel snel beneden. Wat mank gelopen,
maar dat was alles.
Op de L.B.D. geoefend met gasmaskers.
Je weet wel: diep ademen - filter
loskoppelen met gesloten ogen door
geven aan je buurman - van de andere
buur zijn filter aannemen - uitblazen en
het filter weer aankoppelen. Eerst ge
woon en dan in de bunker met traan
gas erin. OOIT gedaan? Van de zenu
wen laat je dat rotding met dichte
ogen vallen, op de tast probeer je hem
te vinden, nadat je toch onwillekeurig
je ogen maar even geopend had, ge
volg: tranen en ademnood en je vergat
eerst uit te blazen voor je dat ellendige
ding op je slurf had gezet, gasmasker
vol gas en ademen maar... je had het
niet meer, en rende kuchend en je
longen uitspuwend de ruimte uit.
Wat een ellende die eerste keren,
maar later kreeg je daar handigheid
in, tenslotte stond dat stoer dat gas
masker aan je body. Laat ze nu maar
komen met hun gas, jij kon ervan alles
mee! Kinderlijk gedacht, gelukkig nooit
echt nodig gehad. Dankzij de motor
fiets van mij, werd ik "ordonnans"
standplaats Residentiehuis in Ban
doeng. Hardstikke spannend rijden op
verduisterde wegen en enorme lol
gehad met de telefonistes. Verloor
mijn patriottische hart aan Jopie Soer
(waar zit je nu?) wel altijd netjes
gebleven, dat hoorde in die dagen.
De eerste luchtaanval van de Jappen
op Bandoeng. Het was mijn verjaardag
de 1 9e februari en vanuit ons huis kon
je de hele hoogvlakte van Bandoeng
en het vliegveld Andir overzien. We
zagen de ongelijke strijd van onze veel
te langzame Brewsters tegen de slan
ke wendbare Navy O's van de Jappen.
Ze troffen elkaar vlak boven ons huis.
We zaten in de schuilkelder, pan op
het hoofd en hoorden de hulzen op het
dak neerkomen. Ondanks het verbod
van mijn ouders was ik er uit gegaan,
lag vanaf de overdekte galerij naar
boven te kijken hoe daar gevochten
werd. Zag onze vliegers neergescho
ten worden, rook en vuur nog geen
kilometer verder, ik ben de naam kwijt
van de vlieger die daar verbeten vocht;
toen voor het eerst begreep ik dat
oorlog geen stoer spelletje was en er
kwam twijfel in mijn zekerheid over
onze weermacht.
Ik zag de bommen op Bandoeng rook
kolommen veroorzaken en de Jappen
weer terugvliegen over de Tangkoe-
ban Prahoe. Mijn broer Frits kwam
langs van zijn transport overTjiater, de
nooit bange stoere broer waar ik ge
weldig tegenop keek en bewonderde.
Hij kwam bleek en vol afschuwelijke
verhalen over vrienden die wanhopig
vochten, gedood waren door bombar
dementen op hun trucks, soms ver
blind van angst over de weg zwalkten
en die hij opving. Goddank raakten ze
zijn truck niet en kwam hij terug. Was
onze luchtmacht ingestort op mijn
geboortedag, het leger volgde nu bij
de terugkeer van Frits. Hij liet een
karabijn achter om ons huis te ver
dedigen als de Jap zou komen, nadat
hij snel had uitgelegd hoe je die moest
gebruiken. Ik was er bang van, maar
zou hem gebruikt hebben als het nodig
zou zijn geweest.
Was niet nodig, we capituleerden en
we zagen door de kieren van de ramen
hoe de Japanse legers keurig in het
gelid, wat slordig van pas, gediscipli
neerd de Lembangweg afzakten naar
Bandoeng toe. Ik rook voor het eerst
die lucht die ze met zich meedroegen
en zag hoe uit de kampong mensen
werden opgetrommeld om met vlag
getjes naar hen te zwaaien.
Het viel mij tegen van die mensen,
herinnerde ik me. Ik kon wel janken
om de ingestorte wereld die ik van
binnen voelde en die ik uiterlijk niet
wenste te tonen. Waar kwamen die
vlaggetjes zo opeens vandaan? We
hadden gehoord over wreedheden van
de stoottroepen, we waren er beducht
voor. Ons huis was vol geraakt met
geëvacueerde vrouwen uit de buiten
gewesten met hun kleine kinderen en
wat kon je als jongen van 17 doen
tegen stoottroepen die jouw leger
hadden overwonnen? De groengrijze
horde marcheerde stug verder.... groep
na groep richting Bandoeng en je
voelde je triest.
Je stond bij het laatste Wilhelmus
door de radio met tranen in je ogen,
maar de "djagoeng-oogst" kwam je
troosten. Daar klampte je je aan vast
en het geboren optimisme kwam weer
in je. De Jappen gedroegen zich niet
als beesten, ze stelden regels en hoe
onprettig ook, je bleef in leven althans
in de eerste tijd. Het gewone leven
thuis kwam weer op gang, behalve het
schoolgaan, dat was afgelopen en
naar mijn gevoel toen een zegen. Zo'n
grote vakantie had ik nog nooit gehad.
Goed, je kon niet alles meer doen wat
je vroeger deed, maar over het alge
meen liep alles weer. Oppassen voor
Japanse wachten, dus die vermijden;
zoeken waar je broer zat, in welk
kampement en relaties nagaan hoe die
het er afgebracht hadden, zo liep dat
tot de echte rottijd kwam met regels
en interneringmaar dat ben ik
totaal "vergeten" gelukkig.
Nu 45 jaar later zit ik hier in Negri
Koud, zuster in New Zealand en broer
in Australië gelukkig getrouwd met
kindertjes en NIEMAND vraagt: "Hoe
was het toen 7 december 1941?"
Alleen Moesson wil daar iets van
weten, daarom laat ik daar iets van
horen. Goed zo? Dan al, ja?
DORUS
8