"In de Kerstnacht werd ons een Engel gezonden ..'«Am door Theo Kappers Ik heb vele kerstdagen meegemaakt, maar of het allemaal "kerstfeesten" waren dat geloof ik niet. Tot mijn 1 5e vierden wij thuis meer het "oud en nieuw", de kerst werd opgeschoven en aan het eind van het jaar kwam er dan één groot feest. Dit verhaal speelt zich af in de bersiaptijd, na mijn thuiskomst uit het Jappenkamp Tjimahi. Na een week eindelijk weer thuis te zijn, werd ik wederom gevangen genomen door de Indonesiërs en met mij, Pa en Joop Plug, want toevallig vertoefde ik bij hen thuis en samen werden wij via de Ambachtschool over gebracht naar de gevangenis Lowokwaroe. In een cel, die ik met andere Malangers deelde, bracht ik enkele weken door, tot de dysentrie toesloeg. Ik, die in het Japanse kamp nooit ziek was geweest dankzij de extra voeding als keukenwerker, werd nu geplaagd door een zeer intensieve diarree. Meer dan een "ton" hadden wij niet in de cel. Het ging steeds slechter en aan de ogen van mijn celgenoten kon ik zien, dat ik er niet best aan toe was. De konsekwenties van deze ziekte kende ik heel goed uit het Jappen kamp en optimistisch was ik op dat moment helemaal niet. Ondanks het dieet, djamoe, slappe thee en andere lap-medicijnen, moest ik frekwenter naar de "ton". Op een avond ver scheen er voorde celdeureen donkere man in een witte jas, noemde mijn naam en zei: "Kappers morgen naarde ziekenzaal". Ik was er blij mee, want daar lag je tussen andere zieken en voor mijn celgenoten was het beter i.v.m. de besmetting. In de ziekenzaal bleek mij al gauw, dat het geen verbetering was, tussen al die dysentrie patiënten. Op een nacht kwam er weer een donkere man bin nen met een witte jas, in het donker kon ik zijn gezicht niet onderscheiden en die zei, na mijn polsslag te hebben opgenomen, "U gaat morgen naar het Sawahanziekenhuis". Het drong nau welijks tot mij door, zo zwak was ik, dit "sprookje" geloofde ik niet, het was net een droom. Inderdaad werden de volgende ochtend twee brancards bin nen gebracht één voor mij en één voor Max Tieleman. Samen op een open vrachtwagen, reden wij via Tjelaket, Kajoetangan, een stukje Kaoeman, bij de Holl Inl School links af. Kampong Arab, Sawahan en via de Lombokstraat de achteringang in aan de Javastraat. Aan de achteringang van het Sawa hanziekenhuis, stonden Marette Kamp- schuur en Anneke Schuurman ons op te wachten. Het was net of wij uit de hel in de hemel waren gekomen. Zij brachten ons naar een grote zaal, waar ook gewonden lagen van de TNI, die tegen Sinds Theo Kappers en de andere fietsende bouwmakers uit het stadsbeeld verdwenen zijn (en dat is al héél lang geleden) is Kajoetangan veranderd in Kayutangan. Of u dit punt nog herkend, ik niet en dat doet mij als getogen Malanger eigenlijk verdriet. Toch maar weer eens heengaan. Deze en de andere foto's werden door Rogier een paar jaar geleden gemaakt. - L.D. de Engelsen hadden gevochten in Soerabaia. Marette en Anneke kende ik uit de Japanse periode, toen ik in het Marinekamp met Jan Hennephof samen ijs voor hen verkocht, op be zoekdagen. Marette heeft toen direct mijn moeder op de hoogte gebracht, dat ik nu in het ziekenhuis lag. Voorde gewonden om ons heen hadden Max en ik geen aandacht, want wij waren te ziek. De eerste zuster met wie wij in aanraking kwamen was Zuster Vogel, wij genoten van de vriendelijkheid en verzorging, na jaren alleen met man nen te maken gehad te hebben, was dit gewoon nieuw. Het Ned. spreekwoord "Gelijke Mon niken, gelijke kappen" werd hierdoor de zusters toegepast op alle patiënten, er was geen verschil in behandeling, want ook de TNI gewonden werden liefdevol verzorgd. De leer van de "Barmhartige Samaritaan" hadden de nonnen hoog in het vaandel. De leiding vond het beter, dat wij niet tussen de TNI-ers bleven liggen en wij werden overgebracht naar een twee persoonskamer aan de open galerij. Dit was natuurlijk helemaal het einde, onze vrienden zaten in de gevangenis en wij een kamer met "roomservice". Het afdelingshoofd was een Non, Zus ter Catherine, voor mij een mooie blauwogende engel en haar medewer kers waren Zr. Vogel en de Zusters Valkenberg, Fien Noz en Jahn. Zij verwenden ons met vele extra's vooral toen onze darmen het weer allemaal konden verdragen. Alleen door de omgeving buiten de Sulfa tabletten om, was ik na een dag of tien min of meer hersteld, bij Max heeft het langer geduurd. Zuster Catherine werd mijn favoriet en haar mooie blauwe ogen biologeerden mij. Max plaagde mij wel eens en zei "je moet pastoor worden". Wij vergaten al de sorrows van de gevangenis en hebben samen wat afgelachen met de zusters. Dr. Juda was onze Genees heer-Directeuren mevrouw Dankmey- er Dumas de tandarts, die als assistent had, Tom Flohr. Toen kwamen de kerstdagen, overal kwamen papieren kunstkerstbomen en een kribbe op onze tafel. Het hele katholieke zieken- (lees verder volgende pagina) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 10