f $\X)
4-U Jr.
HET REISBUREAU VAN DE "REIZENDE ZON"
c
In een te ruim en nog steeds onwennig zittend soldatenpak staat een planter 's
nachts op wacht aan het strand en tuurt over straat Bali. Hij schrikt als in de
donkerte een overwacht grote schim uit zee opdoemt. Het blijkt een vissers
prauw te zijn die het strand op is gezeild. Gelukkig heeft hij de trekker van zijn
"model 98" niet overgehaald. In de snel helder wordende morgen klinkt
motorengeronk. Blij kijken de mannen omhoog als de vliegtuigen van ons over
komen.
"Wah, je moet zien zeg, die Amerikanen, zo snel ja!"
Amerikanen??? Ze bombarderen Banjoewangi. De haven, de prauwen! Straks
vliegt de grote olietank in brand! Maar nee, de Japanse bommenwerpers, die zijn
het, sparen de tank. Voor eigen gebruik, later.
De tweede wereldoorlog ligt heel ver
achter ons, maar het is "onze" oorlog
en wij kunnen het niet laten, om bij
een samenzijn toch weer even terug
te blikken. Zo verhaalt de heer
Vreugdenburg, een gewezen admini
strateur van een onderneming uit het
Djemberse, de episode van zijn leven
onder de "Reizende Zon". Zoals vele
Nederlanders uit die tijd werd hij
opgeroepen en vervulde als goed
Nederlander loyaal zijn plicht tegen
over het vaderland. Met een oude
karabijn en vijf of meer patronen,
tuurde hij als een schildwacht over
Straat Bali bij Banjoewangi, gereed
om met zijn onderdeel een eventuele
Japanse aanval af te slaan. Er ge
beurde veel, maar een Japanse aan
val kwam er niet en voor hij het wist
was de oorlog voorbij en zat hij
gevangen. Hij overleefde deze episode
en behoort tot de gelukkigen, die nu
genieten van een welverdiend pen
sioen.
THEO KAPPERS/FELIX KAPTIJN
Er voeren oorlogsschepen door Straat
Bali. "Vuren mannen!" "Boor ze in de
grond". Neeee! Vergissing, dat waren
nu juist geallieerde schepen. Zeker op
weg om de Japanse landing te ver
hinderen.
Wat gebeurde er allemaal? Waarom
werden ze hier niet op de hoogte
gehouden? Een luitenant kwam terug
van de telefoonpost en maakte een
hulpeloos gebaar. "Ze weten niets."
Bootreizigers die met een prauwtje
van de overkant kwamen vertelden dat
de Japanners op Bali waren geland. De
geallieerde vloot was te laat gekomen.
Over de radio hoorden ze dat ook op
Java landingen waren uitgevoerd aan
de Noordkust.
De vijand rukte snel op ondanks zware
tegenstand. Onze mensen trokken
zich terug op "van te voren in gereed
heid gebrachte stellingen". Na een
week hoorden ze dat het KNIL had
opgehouden als eenheid te bestaan.
Ze hadden hier geen Japanner gezien.
In Banjoewangi kwamen ze pas een
dag later. Ze werden keurig ontvangen.
Gedroegen zich ook fatsoenlijk. Voor
korte tijd.
Tijdens de eerste verplaatsing van
krijgsgevangenen, naar Djember, lie
ten de nieuwe overheersers hun ware
gezicht zien. De vrouw van een ge
vangene werd met een schop tegen
haar achterwerk weggejaagd terwijl ze
een pakje voor haar man wilde door
geven. Nogal ontdaan staarde ze de
woest schreeuwende Japanner aan
en probeerde te verwerken wat haar
op dat tijdstip en op die plek was
overkomen. De mannen van stads- en
landwacht en een enkele verdwaalde
Marine-man werden met de trein naar
Malang gebracht en in kampementen
gepropt.
Het reisbureau van de "Reizende Zon"
begint te draaien. Van Malang naar Ba
tavia, terug naar Tjimahi, een reis naar
Tjilatjap; overal waar de legerleiding
goedkope arbeidskrachten nodig had.
Tegenstribbelen door krijgsgevange
nen werd vlug afgeleerd. Ze hadden
niets meer in te brengen. Ze bleven
reizen. Niet alleen met de trein, ook op
schepen werden ze ingeladen. Naar
Sumatra, Singapore en Japan zelf. Zo
kon het gebeuren dat omstreeks sep
tember 1 943 planters uit de Oosthoek
op een onbekend schip onderweg
waren naar Japan. Ze waren in Singa
pore aan boord gegaan en tot hun
m
r'.'Jh, m
verbazing werden ze niet als varkens
in hokken boven elkaar gestapeld. Ze
huisden in een tussendek rondom een
betimmerde ruimte die met een zwaar
hangslot beveiligd was tegen nieuws
gierigheid. Om hun behoeften te doen
mochten ze het ruim uit en gebruik
maken van w.c.'s aan dek.
Wassen deden ze met zeewater en dat
liet een plakkerige huid na. Het in- en
uitklimmen van het ruim gaf hen
tevens de gelegenheid om een snelle
blik te werpen op hun omgeving. Dat is
een elke dag woeliger wordende zee
en toenemende wind op de kop. Een
stuk of vier andere vrachtschepen
ploegden naast hen voort en een paar
torpedobootjagers scheerden af en
toe in een wolk van buiswater om het
convooi heen.
In de buurt van Formosa ging het mis.
Vliegtuiggeronk dat gevolgd werd
door bomontploffingen. Schreeuwen
de Jappen stormden het ruim in en
ontsloten haastig de bergplaats. Voor
de verbaasde blikken van de gevange
nen sleurden ze er kisten munitie uit!
In de algehele verwarring zagen en
kele gevangenen kans om zich op te
trekken tot aan de enige patrijspoort
en zo een blik naar buiten te werpen.
Geschrokken liet een zich vallen. "Wat
heb je gezien?" vroegen de anderen
hem angstig. Het schip dat aan bak
boord met hen meevoer was getroffen,
het stond in brand. De man die nog aan
de rand van de patrijspoort hing gaf
een schreeuw van ontzetting. Hij
zinkt!" Verslagen zaten ze in groepjes
bijeen. Hoeveel van hun mensen zaten
daar aan boord? Wanneer was het hun
beurt?
Ze voelden aan de bewegingen van
het schip dat dit koers veranderde.
"Zeker zig-zaggen om de bommen te
ontwijken", wist een van de mannen.
Na verloop van tijd gingen ze rustiger
bewegen. Ze merkten dat de zon die
middag niet door de patrijspoort
scheen. Dat betekende dat ze een
andere koers waren gaan varen. Het
bleek dat ze onderweg waren naar
Manilla om daar te schuilen en een
veiliger gelegenheid af te wachten.
Een van de andere schepen was zelfs
naar Shanghai gevlucht. Maar dat hoor
den ze veel later pas.
Gelaten doorstonden zij de schier on-
verdragelijke hitte op het stilliggende
schip. Ze waren blij wanneertropische
stortbuien enige afkoeling brachten.
Na een tijdje hoorden ze dat de anker
ketting werd ingehaald en hoe het
anker met een zware bons tegen de
boeg getrokken werd. Het hele schip
begon te trillen, de schroef draaide
weer, ze voeren opnieuw naar Japan.
Intussen was september verstreken en
oktober al voor de helft voorbij en de
oude kolenstoker moest nu tegen een
straffe noordoostermoesson op bok
sen. Het was een opluchting dat ze
Okinawa aanliepen om te bunkeren.
Het was daar al aanmerkelijk koeler
dan in Manilla. De dunne KNIL-streep-
jesdekens boden 's nachts ternauwer
nood beschutting. Na vertrek uit Oki
nawa werd het elke dag kouder. De
bestemmingshaven bleek Moji te zijn.
Daar stonden zeaandekin het gelid te
rillen terwijl de begeleiders eindeloos
koppen telden. Eindelijk marcheerden
ze de valreep af, over een troosteloos
haventerrein, door een nog trooste-
lozer industrieterrein naar een barak
kenkamp. Ze kregen warme thee en
een moeilijk te omschrijven bolletje
brood; keihard maar goed van smaak.
Ze noemden het prompt "Moji-brood-
je". Moji, Shimonoseki, Kudamatsu,
Fukuoka, overal werden ze in werk
kampen ondergebracht.
Op scheepswerven en in kolenmijnen
werkten ze. Onwennig en onbeschermd
want met de veiligheidsvoorschriften
(lees verder volgende pagina)
10