Op zoek naar Tjitrap 4 j 'I MMro»»h IB»»! Het landhuis Tjitrap zoals Van de Wall het beschreef. Het hiernaast afgedrukte artikel is een verslag van een ontmoeting met mensen tijdens een onderzoek tocht naar oude landhuizen. Ir. Ronald Gill is architekt en doet onderzoek naar gebouwen, woning bouw en de aanleg en inrichting van steden, dorpen en andere neder zettingen in Indonesië, zowel uit de Nederlands-Indische tijd als na 1945. ledereen die hem, bijvoorbeeld met informatie, foto's, boeken enz., kan helpen, wordt uitgenodigd contact met hem op te nemen (tel. 01803 - 1 37 12). Hij zal u daar zeer dank baar voor zijn. door Ronald Gill "Komt men van Batavia den Buitenzorgschen weg af en slaat men bij Tjibinong den linker zijweg in, dan wordt spoedig Tjitrap bereikt, dat ligt bij de desa Tjiteureup, bij de kromming van den weg naar Klapanoenggal". Op de Petunjuk Tamasya die ik bij Gunung Agung kocht zoek ik Tjitrap op. Het stuk over het oude landhuis Tjitrap van dr. V. I. van de Wall in zijn boek over Indische landhuizen en hun geschiedenis 1gebruik ik als gids voor mijn zoektocht. Vanaf de Jalan Lama naar Bogor leidt bij Cibinong inderdaad een weg naar Citeureup. Het eeuwenoude landhuis in de tropen heeft een mysterieuze uitstraling, een vreemde beklemming. Ik wil weten waarom. Zondag ga ik vroeg op pad. De straten van Kebayoran Baru zijn nog stil en verlaten. Hier en daar zijn joggers met hun senam pagi bezig, mijn zondags loop door Kemang heb ik al achter de rug. Ik neem de Jagorawi, de tolweg naar Bogor, zo vroeg nog niet gevuld met auto's die richting Puncak razen voor het wekelijks uitstapje, en betaal bij de afslag Cibinong het tolgeld. Even later rijd ik voorbij de door cementstof grijs geworden gebouwen van de "Cibinong" cementfabrieken. "Het landhuis staat op den hoogen linker oever van de Tjiteureup, die ter- rasgewijs afloopt naar de schilder achtige vallei, welke deze rivier daar vormt", herinner ik mij uit Van de Wall en stop bij een drukke driesprong vanwaar een weg naar Cibinong leidt, voor een politiebureau. Vanuit de auto had ik al uitgekeken naar de rivier en de berg Megamendung waarop je vanuit het landhuis een fantastisch uitzicht moest hebben. Een man in Hansip 2) uniform komt naar mij toe. De foto's die ik hem van het oude landhuis laat zien zeggen hem weinig, maar misschien weet zijn vriend die ook op het erf van een rumah kuno woont daar wel meer van. Hij stapt bij mij in de auto en langs de hoofdweg terugrijdend, draaien wij even later een erf op. Zijn vriend is al 1 5 jaar Satpam 3) bij de cementfabriek en woont achter het oude huis. Het is Ramadhan, vastenmaand, en ik laat de dingen op mij af komen, initiatieven aan mijn Hansip begeleider overlatend. Binnen in het huisje is het donker, de stoelen in ruststand over de tafel heen gekanteld, worden weer op de poten teruggezet. In sarong, met ontbloot bovenlijf luistert hij. De rumah kuno is van een orang belanda die nu verhuisd is naar een kampong verderop. Hij is haji geworden en haji word je niet zomaar, zeker niet als Hollander. Haji Didit Pleyte is daarom Didit Pleyte en zijn huisgenote. een gerespekteerd man. Misschien weet hij iets van Tjitrap. De Satpam trekt zich terug in een zijkamertje waar hij zich omkleedt. Met pantalon en batik, op Bata-slippers, stapt hij bij ons in de auto. Met twee onbekende be geleiders ben ik op weg naar een oude man, op zoek naar Tjitrap. Verwonde ring hierover voel ik nauwelijks. Tjitrap geeft zich niet zomaar prijs, houd ik mij voor. De hoofdweg verlatend rijden we langs een nauwelijks afgebakende weg over erven en langs bilik huizen onder gebogen bamboestrengen door. Als de auto niet verder kan, stappen wij uit en lopen naar een nieuw stenen huis dat midden in een ogenschijnlijk ongeordend geheel van huisjes, groentetuintjes en open plekken staat. Onze schoenen en sandalen laten wij bij de drempel staan, alleen de Hansip houdt ze aan. Het lichaam gebogen komen wij binnen. Didit Pleyte is lang en grijs. Zijn voeten steken in sanda len en de sarong is om zijn middel gerold. Ofschoon het Ramadhan is krijgen Didit Pleyte en ik hete mier zoete dikke melk. "Hij is erg zwak, hij moet aansterken", zegt de vrouw die voor hem zorgt. In rap Sundanees leggen mijn begeleiders aan hem uit waar ik voor kom. Hij kijkt mij aan en schijnt zich van hun verhaal niets aan te trekken. "Ik ken U", zegt hij, mij met ogen die herkennen aankijkend. Maar veeleer is het een herkennen van iemand als hijzelf is, op zoek naar de vorm van een ver verleden, want wij kennen elkaar niet. Hij veegt het vocht uit zijn ogen als ik hem in bijna vergeten taal vertel van het verre land en mijn hand op de sarong leg die zijn magere knieën bedekt. "Let daar maar niet op want hij is oud en ziek", zeggen Hansip en Satpam beleefd verontschuldigend. Van Tjitrap weet hij niets meer. Terug op de politiepost rijdt een Honda ons tegemoet, bedekt door het zware lichaam van een gepensioneerd majoor van politie. "Hij is de enige die ons nog kan helpen", zegt de Hansip. De majoor kijkt naar de afbeeldingen (lees verder volgende pagina) 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 14