AVONTUUR IN CELEBES In 1947 vertrok ik als dienstkringbeheerder van Midden-Celebes (Poso/- Donggala) naar de standplaats Poso. De wegen in Midden-Celebes zijn in feite niets anders dan enigszins verharde karrewegen. Primitieve wegen waren het met vele gaten en kuilen in het wegdek, al moeilijk te berijden in de droge tijd, in de regentijd een lijdensweg voor auto's, zelfs voor een jeep met 4-wielen aandrijf. De bruggen over de bandjir-rivieren waren gebouwd van hoofdzakelijk inferieure houtsoorten uit het omliggende secundaire bos. In het tropisch klimaat vergaat dit hout snel en is het of repareren of gewoon door de rivier rijden. Eerst een weg banen, stenen wegleggen in de rivier enz., kortom een moeite en tijd vergende arbeid. De weg van Poso naar Loewoek volgt de soms smalle kuststrook langs de golf van Tomini oostwaarts. Na een 2- 300 km versmalt zich deze Celebes- arm en is het Batoe-gebergte lager. De weg klimt hier over het gebergte heen, na het hoogste punt te zijn gepasseerd volgt de daling naar de zuidelijke kuststrook langs de straat Peleng naar de Golf van Tolo naar Loewoek. Dit is de standplaats van een bestuurs- controleur. Deze tournee maakte ik in de droge tijd en waren wij - met mij de mantri- bospolitie van Poso Soemendap en onze huisjongen/kok/manusje van alles Joenoes - op onze tweede tourneedag toen ik de jeep tegen 7 uur in de avond de klimmende weg op stuurde. De motor gromde genoeglijk en trok de jeep moeiteloos tegen de hellingen op. Het heuvelterrein, hoofd zakelijk begroeid met manshoog gras, afgewisseld door secundaire bossa- ges, had in de maanloze nacht een sombere dreiging, welke het helle schijnsel van de koplampen slechts even kon verdrijven. Ik had mijn volle aandacht nodig voor de elkaar op volgende bochten en de zeer slechte weg en was blij dat het nog een 25 km naar Loewoek zou zijn. Dat was te vroeg gejuicht, want juist op het hoogste even vlakke punt begon de motor te sputteren en sloeg dan af. Stil stond de jeep, in de nu verstarde lichtbundel van de koplampen was de weg duidelijk zichtbaar evenals het heen en weer zwaaiend geboomte, bewogen door de krachtige'zeewind. Na enkele vergeefse startpogingen wilde ik uitstappen om onder de motorkap te kijken. In het licht van een zaklantaarn merkte ik echter het doodsbleke gezicht en de rollende ogen van de mantri op. Toen ik uit diens gefluister wijs kon worden, be gonnen ook bij mij de haren overeind te staan. "Hier is het gebeurd. Hier stierf de postchef"; had de mantri gebibberd. Ja, het was werkelijk een treurig ongeval dat zich hier had afgespeeld. Met z'n drieën waren zij op jacht gegaan, de postman, de inspecteur van politie en de man van het copra- fonds. Op dit hoogste punt - waar wij tot stilstand kwamen - hadden de koplampen van hun oorlogsjeep even een formidabel hert in het schijnsel gevangen gehad. Aktief en enthousiast had de inspecteur de jeep gestopt en was hij het hert achterna gegaan. Op zijn hoofd had hij een schijnwerper (mijnlamp) bevestigd waarmee hij het wegstappend hert kon volgen. Rustig maar toch snel trachtte het hert de jager te ontvluchten, vlug stappend door het hoge gras en telkens om kijkend naar de achter hem zwoegen de jager. Ongemerkt waren zij in een kringetje rondgelopen en onder aan de heuvel op de plaats gekomen waar boven de weg liep en de jeep stond. Het hert was toen plotseling verdwenen en vergeefs zocht de inspecteur de om geving af tot het sterk afgezwakte licht van de schijnwerper de heuvel op- zwaaide en hem een rood oog tegen- gloeide. Dit was zijn kans, met moeite zijn zenuwen in bedwang houdende richt te hij zijn Lee Enfield en trok af. Het vallende rode oog wees op een treffer en hij haastte zich dan ook de heuvel op. Wat was nu het geval, de coprafonds- man was zittend achter het stuur van de jeep in slaap gesukkeld, de postchef liep om de jeep heen en zocht met zijn schijnwerper de naaste omgeving af. Op een gegeven moment zag de post chef beneden zich het zoeklicht van de inspecteur de omgeving aftasten. "Die is het hert of de weg kwijt" zal de postchef wel gedacht hebben en hij richtte de straal van zijn schijnwerper op de inspecteur om hem de weg te wijzen. Ook zijn zoeklicht was sterk afgezwakt en kon slechts een rood achtig schijnsel afgeven, hetwelk de inspecteur voor een rood oog zal heb ben aangezien. In zijn slaap hoorde de coprafondsman het schot vallen. "Zou die raak wezen", doezelde hij maar was meteen klaarwakkertoen hij naast zich een bons hoorde en een gerochel. Het schot was maar al te raak, de kogel had de postchef dodelijk getroffen. En uitgerekend op deze plaats nu stond onze jeep stil. Toen ik mij dat realiseerde sloeg ik een kruis en mompelde een gebed, be geleid door het klappertanden van de mantri. Vastberaden draaide ik daarna de contactsleutel om en drukte op de starterknop. En nu reageerde de moter prompt en kon de reis worden voort gezet. In Loewoek wekte ons wedervaren weinig verwondering. Ook enkele voor gaande malen was op dezelfde plaats van andere voertuigen zonder aan wijsbare reden de motor afgeslagen. Na enige tijd te hebben stilgestaan en zonder wat aan de motor te hebben gedaan kon men weer verder gaan. Ik heb toen moeten terugdenken aan een vorige tournee, toen ik vanaf Kolonedale - een bestuursstandplaats zuidelijker van Loewoek en vanaf Poso langs een andere weg langs het meer en de zendingspost Tentena te berei- (lees verder volgende pagina) Links: Joenoes en Soemendap bij een omgevallen arenpalm over de weg in het oerwoud van Celebes. Rechts: Joenoes en Soemendap op een gammele pont over een kleine baai in Midden-Celebes. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 18