IMPRESSIES UIT INDONESIË Ochtendsfeer ergens op de weg tussen Yogya en Magelang: de morgennevels zijn nog niet helemaal weggetrokken, op de achtergrond de Merapi, nog zonder wolken aan de top. (Foto: R. L. Mellema) Duizenden Nederlanders hebben de afgelopen jaren Indonesië bezocht. Velen omdat ze daar herinneringen aan hadden van voor, tijdens of na de laatste oorlog, anderen als geïnteresseerd toerist. Er is vaak al over deze bezoeken geschreven en met enige schroom neem ik dan ook de pen op om voor de zoveelste maal over een bezoek te melden. Het moet dus maar geen reisverslag worden doch meer het noteren van typische ervaringen, ontmoetingen en gebeurtenissen. We gingen in november 1986 met z'n drieën, allen 60-plussers. Het reis programma hadden we zelf vastgesteld. Ikzelf bracht voor de oorlog mijn hele jeugd in Ned. Indië door en ben na de oorlog geregeld in Indonesië teruggeweest voor zaken. Het echtpaar heeft alleen na de oorlog enige tijd in Indonesië gewoond, doch lang genoeg om er een grote genegenheid voor op te vatten. Dit was hun eerste weerzien na 37 jaar. We bezochten Jakarta, Yogya en Bali. Jakarta overweldigde hen en deed hen twijfelen of zij inderdaad wel in Indo nesië geland waren. Het verschil tus sen nu en enkele jaren na de oorlog is dan ook zo groot dat je in het begin wat moeite hebt met de gedachte in een ontwikkelingsland te zijn. Het duurde echter niet lang voordat we ons geheel op ons gemak voelden en de sfeer weer als van ouds weldadig op ons in lieten werken. Wat nooit zal veranderen is de aard van de bevolking. Ik heb zelf alle landen van het verre Oosten meerdere malen bezocht, maar er blijft maar één land waar ik me altijd helemaal senang voel en dat is Indo nesië.' Indonesiërs, wat zijn ze vrolijk, geïnte resseerd, beschaafd, proper, gastvrij, zorgeloos, reëel, gedisciplineerd met toch het gevoel van eigenwaarde. Deze opsomming maakt geen aan spraak op volledigheid of gehele juist heid, het is zoals ik het persoonlijk ervaar. De diverse eigenschappen zijn uiter aard nauw met elkaar verweven. De eerste autorit door het stampvolle Jakarta toont meteen enkele van deze goede eigenschappen. Zelden ziet men een schijnbaar zo totale warboel zich zonder ongelukken oplossen als in de straten van Jakarta. Hoewel het toeteren niet van de lucht is hoor je nooit een driver de andere alle ver- doemenissen van de hel toeschreeu wen zoals dat in Europa zo graag wordt gedaan. Voorrangsvraagstukken worden steeds in der minne opgelost en nooit zal een sopir op zijn recht tot voorrang staan zoals praktisch iedere Nederlander doet. Hier dus beschaving en discipline. Er wordt wel haarscherp gereden en de vaart wordt er ook ingehouden. Dikwijls voelde ik de prikkels van de weinig overgebleven haren op mijn hoofd, maar in de drie weken autorijden in Indonesië is er niet een krasje op de auto gekomen. De chauffeur in Jakarta was een oude bekende, die ons twee jaar geleden ook al tot grote tevredenheid had gereden (ik had bij het reisbureau speciaal naar deze aardige knaap ge vraagd). Met hem heb ik over allerlei gesproken, want ik zat altijd voor als enige die de Bahasa enigszins kent. Op een moment hadden we het over de industriële ontwikkeling in Indone sië en ik zei dat ik vond dat de doorsnee Indonesiër een geweldige aanleg voor techniek heeft (hoe knap houden zij al die oude auto's en machinerieën steeds aan de gang). Het antwoord van Ibrahim frappeerde me wel. "Betul, tetapi kurang kwalitas". Een zeer reële zelfkennis. Een andere ervaring met onze chauf feur op Bali. Dat was een student economie, die zijn studie moest ver dienen. Na de laatste rit naar het vliegveld gaf hij ons ieder het bekende houtgesneden naambordje, met zijn eigen naam op de achterkant, als afscheid. Akkoord, hij had in die weekflink aan ons verdiend, maartoch waar kom je het tegen dat je van je chauffeur een afscheidspresentje krijgt. Het gevoel van eigenwaarde kwam geregeld naar voren als we iets be wonderden of een inlichting vroegen. Met trots werd dan verteld over de vooruitgang en de opbouw en de vooruitstrevende maatregelen van regering, stads- of dorpsbestuur. Ik had ook de tegenwoordige be woonster van ons oude huis in Bogor weer gemeld dat ik in Indonesië zou zijn en gevraagd of het haar zou schik ken als ik haar op doortocht naar de Puncak kwam bezoeken. Een brief met een hartelijke uitnodiging was het antwoord. Die dag had ik mijn vrienden naar de plantentuin gestuurd omdat zij niets zouden hebben aan een bezoek bij een slechts Indonesisch sprekende dame. Nyonya P. had echter een ver rukkelijke Indonesische lunch voor drie personen klaar gemaakt en zo zaten mijn vrienden dan luid "Enak sekali" en "Terimakasi" roepend (wat ik hen gauw leerde) in deze typisch Indonesische sfeer te genieten. Dit was weer gastvrijheid in optima forma. Weer een andere aardige indruk. We zaten een drankje te drinken in de bar van een hotel, die op dat moment praktisch leeg was. De bar-keeper knoopte een praatje aan toen hij merkte dat ik wat Bahasa sprak. Hij vroeg honderduit naar de werk omstandigheden en de salarissen in Holland, waarbij ik hem natuurlijk ook de prijzen in Holland noemde en de noodzaak van verwarming en warme kleding in een koud klimaat, dit om de (lees verder volgende pagina) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 10