POIRRIÉ'S
PERIKELEN
0
BEGRIJPEN
OLIFANTEN JACHT
jo
Vijf kinderen had hij en van één hield hij niet. Dat wilde zeggen: hij
voelde geen speciale band met die zoon, van het begin af aan niet.
Daarvan was overigens zelden iets te merken geweest. Ook hij werd op
schoot genomen en achtergesteld is hij nooit geworden, integendeel
misschien, juist die jongen leek wat meer te krijgen om dat gemis te
compenseren. Of om dat te camoufleren. Maar hij vond het zelf erg en
dikwijls heeft hij zich afgevraagd hoe het mogelijk was dat een vader
weing of niets voor een kind kon voelen. Eén keer heeft hij er met zijn
vrouw over gepraat. Dat was toen de jongen nog maar een paar
maanden oud was. De onfeilbare moederlijke intuïtie had haar gezegd
dat er wat mis was en op een dag was zij het, die hem had gevraagd of
hij wel van Bertje hield. Hij heeft toen eerlijk zijn gevoelens onder
woorden trachten te brengen en zijn "ik weet het niet, ik kan er niks aan
doen" heeft zij zonder verwijt aanvaard. Of zij het ook begrepen heeft,
heeft hij nooit zeker geweten. En of Bert het ooit aangevoeld heeft, was
voor beiden vele jaren een vraag, die ze angstvallig van zich af zetten.
Voor wie er oog voorhad, was wel merkbaar dat Bert niet naar zijn vader
trok, maar ook niet echt naar zijn moeder. Wel naar zijn oudere broer
Hans, het tweede kind van het gezin. Vroeger was hij zijn vaste
speelkameraad en ook later trokken die twee erg met elkaar op, totdat
Hans in dienst moest en een eigen leven begon te leiden. Toen voelde
Bert zich alleen en juist in die tijd kwam de eerste echte confrontatie
tussen de vader en de opgroeiende zoon.
De aanleiding was kleding, te lang haar. "En daarmee uit!" was het slot
van het optreden van de vader. Bert argumenteerde en hield vol dat hij
er behoorlijk genoeg uitzag en dat het er niets toe deed of het haar lang
of kort was. Even stond zijn vader in tweestrijd: doorzetten of hem
gewoon zijn gang laten gaan. Nu hij juist tegenover Bert stond, gingen
duizend-en-een gedachten door hem heen en dat terwijl zijn zoon in
een houding voor hem stond met een uitdrukking die totaal niets
verried. Hij besloot als bij ingeving door te zetten. Hij gaf Bert een klap
in het gezicht en beval "en nou naar de kapper". Toen hij dat gedaan
had. beet hij zich op zijn Hp. Bert bleef onbewogen staan, even maar.
Toen hij een paar uur later van de kapper kwam, liep hij fluitend naar
huis, waar zijn vader de hele tijd voor het raam had staan wachten of
zijn zoon terug zou komen. Met of zonder lang haar kon hem niet meer
schelen.
"Echt close zijn we nooit geworden" zei hij laatst tegen een vriend,
"maar we deden allebei stilzwijgend ons best om zo goed mogelijk met
elkaar om te gaan en dat is goed gelukt. Toen hij op kamers ging wonen
gaf hij mij bij het afscheid zo'n vriendschappelijke stomp. Voor het
eerst sinds de wieg heb ik toen gehuild. Toen ook voelde ik me minder
schuldig. Begrijp je?" De vriend knikte.
RALPH
We hebben ook nog een tijdje met een
paar Bren-carriers aan de wegkruising
van Babat-Banjoeasin gelegen, in
twee houten huisjes met aan de over
kant een Chinese toko en verder altijd
vers vlees, want er zat daar wild zat.
Rustig was het daar ook, behalve als
de olifanten 't op hun dikke heupen
kregen, dan kon je 's nachts in de
bossen rondom horen stoeien en
konden de Verbindingsjongens er
weer uit om de voor de zoveelste keer
omver geduwde houten telefoonpalen
andermaal in het gareel te zetten.
Volgens de kampongbevolking zwierf
er ook een solitair rond die al heel wat
onheil had gesticht op de afgelegen
talangans. Niemand had hem ooit te
grazen kunnen nemen, zelfs de Jap
niet. Uitgemaakte zaak, dat enkele
verontwaardigde Gadja Merahs dit
niet op zich wensten te laten zitten en
besloten die solitair tot de orde te
roepen. Het werd een nachtpatrouille,
naar ik meen 5 man sterk met als
hoofdbewapening een Bren en de rest
Lee Enfields. Van het verwarde relaas
dat we de dag daarop te horen kregen
weet ik me nog slechts enkele saillante
details te herinneren.
Ze hadden hem wel opgespoord, of hij
hun, in ieder geval werden ze op een
talangan door hem overlopen. De
Brenschutter schijnt nog een vuur
stoot recht omhoog gegeven te hebben
en toen spoot de jachtclub koetjar-
katjir alle kanten op. Twee sprongs
gewijs retirerende jagers moeten el
kaar door hun wederzijdse gekraak en
gestommel hebben aangezien of
liever aangehoord voor de solitair en
zo de bush-bush ingevlogen te zijn,
totdat één van hen tegen een dikke
boom tot stilstand kwam en de ander
in letterlijk vliegende vaart het midden
van een twee meter lager liggend
stroompje bereikte. Fraai was ook het
verhaal van de optimist, die tot boven
in een boom klom, toen ontdekte dat
het maar een boompje was dat onder
zijn gewicht tot de grond toe door
boog waardoor hij weer gewoon kon
afstappen en naar een volgende boom
rennen.
Allemaal waren ze het er over eens,
dat het een zeer uitgekookte solitair
was. Terwijl allen aan het rondrennen
waren, stond hij geduldig aan de bos
rand te luisteren, om dan bij het minste
gerucht als een sneltrein er op af te
denderen. Net zoiets als blindeman
netje dus.
De paar bij deze aktie zoekgeraakte
geweren werden later allemaal terug
gevonden. Nog wat later was iedereen
pisnijdig, al had dat niets met de
solitair te maken. Een klandestiene
keplek-derby tussen enkele van de
olifantenjagers en een paar plaatse
lijke djago's werd volledig verstoord
door een kudde dikhuiden die zich
massaal en uitgebreid de ruggen ging
staan krabben of schuren tegen het
overbevolkte gokhuisje. Niemand
werd gewond, maar de concentratie
was natuurlijk weg en de djago's
streken hun winst op.
Olifanten zijn mooie dieren, maar dan
wel in een dierentuin, of heel klein en
van textiel, als mouwembleem.
20