EEN LEVEN VOL DOEN
Tot een vraag- en antwoordspel over Indische aangelegenheden is het die dag
niet gekomen. Dat kwam omdat hij voldeed aan mijn verzoek om eerst maar
gewoon te vertellen en te beginnen bij het begin. En misschien kwam het ook
wel omdat hij geen man is om vraag- en antwoordspelletjes mee te spelen om
zodoende heel diepzinnig overte komen. Hij iseen doener. Geen woorden maar
daden. En hij heeft heel wat gedaan in zijn leven. Doet hij nog steeds. Zijn naam
is Cees Stolk, in Indische kringen bekend als vice-voorzitter van de V.I.N.de
Vereniging Indische Nederlanders. Zonder te kort te willen doen aan de andere
V.I.N.-bestuursleden mag gesteld worden dat Cees Stolk het gezicht en vooral
ook de stem van die vereniging is. Een krachtige stem maar ook een met een
minder wordende weerklank. Ook de V.I.N. vergrijst en aanwas is er niet. Maar al
loopt het misschien af met de V.I.N., voor Cees Stolk is dat geen reden om het
bijltje er bij neer te leggen. Ook buiten de V.I.N. is er nog zoveel te doen.
Het was begin zestiger jaren toen
zware sneeuwval de distributie van
kranten in Drenthe belette. Toch wilde
de directeur van de Provinciale Drent-
sche en Asser Courant dat zijn krant in
de steden en dorpen bezorgd zou
worden. Dus belde hij de Rijks Lucht
vaart Dienst en vroeg om een helicop
ter die de boel kon droppen. Na veel
gepraat kreeg hij zijn zin. Het was een
stunt natuurlijk, maar het tekent een
beetje de man om wie het hier gaat:
Cees Stolk. Een andere gebeurtenis
die hem tekent, vond plaats in Djakarta
toen hij directeur was van Kolff. Van
Indonesische zijde kreeg hij de op
dracht om alle Indo-Europeanen te
ontslaan. "Dat doe ik niet" was zijn
even korte als resolute antwoord. De
Indo's bleven in dienst en hijzelf heeft
er niets meer over gehoord.
"Kan me niets verdommen" antwoord
de hij laatst, toen ik hem in het
voorbijgaan zei "pas op je hart Stolk".
Dat was na afloop van een persconfe
rentie over een of ander Indisch pro
ject. Over bepaalde uitlatingen had hij
zich danig opgewonden en ook na
afloop stak hij zijn mening niet onder
stoelen of banken voor enkele nieuws
gierig geworden verslaggevers.
Cornelis Jacobus Stolk is genoemd
naar zijn moeder Cornelia Jacoba. Zij
overleed toen Cees pas 10 jaar jong
was. Dat was in 1924. Hij kwam toen
in een weeshuis en toen zijn vader
enkele jaren later hertrouwde, wilde
hij niet meer naar huis. Een stief
moeder hoefde voor hem niet.
Maar hij had het ook naar zijn zin in het
weeshuis, waar zijn talenten tot ont-
plooing kwamen: goed kunnen leren,
welbespraaktheid, sport, zang en to
neel. Eerst kwam hij in een tehuis in
Voorschoten. De pupillen daar waren
door hun bijna kale hoofd te onder
scheiden van de andere schoolkinde
ren. Op een dag werd een kleine kale
geslagen door een "gewone" school
jongen en Cees moest zijn succesvolle
interventie toen overdenken in de
"cel" van het tehuis. Daar kreeg hij van
de directeur als verplichte lectuur de
Max Havelaarte lezen en vandaag nog
kan hij zich verbazen over het toeval.
In Voorschoten woonde in die tijd
naamgenoten van de G.G ten tijde van
Max Havelaar, de familie Duymaer van
Twist, behorende tot de notabelen van
het stadje. In de zomer gingen wees
jongens wel eens in hun tuin werken
en ook Cees kwam toen aan de beurt.
Een keukenmeisje riep hem toen bij
zich en liet hem een gerecht uit Indië
eten: nasi goreng.
Later kwam Cees in een ander tehuis:
Neerbosch bij Nijmegen. Hij behoorde
daar tot de beste leerlingen en de
leiding hoopte dat hij voor dominee
zou studeren. Zelf voelde hij daar niet
voor, maar tijdens het jaarlijkse uit
stapje van de zangvereniging wist hij
wat hij wèl wilde worden: drukker. Het
uitstapje namelijk leidde naar Kampen
en tijdens een wandeling kwamen de
jongens langs het gebouw van uit
geverij Kok. Cees belde aan en vroeg
of zij een rondleiding konden krijgen.
De baas zelf was hun gids en toen
Cees al die boeken en machines zag,
stond zijn besluit vast. 1 3 jaar was hij
toen en 7 jaar later had hij het diploma
van Grafische School en getuigschrif
ten van de verschillende vakopleidin
gen. In Leiden kreeg hij zijn eerste
baantje. Daar las hij in een vakblad de
advertentie waarin een assistent-be
drijfsleider voor Kolff en Co. in Batavia
werd gevraagd. Cees schreef, werd
gekozen uit 400 sollicitanten en in
januari 1936 was hij op weg naar
Indië.
Alles was nieuw natuurlijk, maar Cees
gaf zichzelf weinig tijd om alles eerst
rustig aan te zien. Hij dook in het
verenigingsleven, werd lid van voet
balclub B.V.C., nam zo veel mogelijk
de gewoontes van het land over en hij
interesseerde zich erg voor de politie
ke ontwikkelingen. De oorlog met
Japan was voor hem dan ook geen
verrassing. Omdat hij economisch
onmisbaar was, hoefde hij geen dienst
te nemen maar wel trad hij toe tot de
Stadswacht. Om het contact tussen de
stadwachters levend te houden, richt
te hij het blad "De Stadswachter" op.
In die jaren ontmoette hij ook het
meisje dat zijn vrouw zou worden en
die nu bekend is als de schrijfster Lea
Morris.
Cees Stolk
De Jap kreeg ook hem te pakken en via
de verschillende kampen, kwam hij te
werken aan de Birma Spoorweg in de
zogeheten spijkergroep, die de rails
moest richten en de bielzen vast
maken. De gruwelen van een oorlog
heeft hij meegemaakt, maar ook de
pogingen om er ook dan het beste van
te maken, zoals in het kamp te
Singapore waar de Nederlanders nog
gevoetbald hebben tegen de Engelsen.
In de oorlogsjaren heeft Cees respect
gekregen voor de doktoren, die veel
levens hebben gered, zoals na het
Amerikaanse bombardement op het
kamp Nompladuc I. Ook heeft hij grote
waardering gekregen voor de Indische
jongens die dankzij hun grote kennis
van de natuur allerlei eetbare planten
konden vinden en daarmee zorgden
voor de zo noodzakelijke extra voe
ding.
De oorlog was voorbij, de tijden waren
enerverend en ook Cees Stolk ging bij
Kolff weer aan de slag om de boel
opnieuw op te bouwen. Bij Radio
Batavia en later bij Radio Republik
Indonesia werd hij een enthousiaste
sportverslaggever en zijn streven naar
pluriforme berichtgeving maakte hij
concreet met de oprichting van de
krant "Djakarta Miscellany", een
Engelstalige uitgave.
Ook wat de politiek betrof, hield hij de
vinger aan de pols. Verontwaardigd
werd Cees Stolk toen Hoge Commis
saris A. Th. Lamping op 8 december
1951 voor de radio een toespraak
hield, waarin hij de Indische Neder
landers opriep om de Indonesische
nahonaliteit aan te nemen. De ver
anderende situatie in Indonesië maak
te hij zelf mee en hij begreep dat met
de oproep van Lamping de belangen
van de Indische Nederlanders niet
werden gediend.
(lees verder volgende pagina)
4