De Peta-opstand te Blitar 14 febr. 1945 (Slot) TUIMAS Trade, Tours ft Travel International B.V. 385 Beeklaan Telex: 34193 tunas nl. 2562 AZ DEN HAAGTelefoon 070 - 63 92 27 63 89 94 Door Dr. H.J. de Graaf Tenslotte werd een Vrijwilligersleger in het leven geroepen, z.g. op verzoek der Indonesiërs zelve, die bij monde van de nationalist Gatot Mangkoepradja er in een met bloed geschreven petitie om verzocht zouden hebben. Op 3 oktober 1943 reageerden de Japanse autoriteiten gunstig op dit "bloedplakkaat". De naam van het corps, dat slechts tot taak kreeg, de vaderlandse grond te verdedigen, luidde: Pasoekan soekarela oentoek pembela Tanah Ajer (Vrijwil ligersleger ter verdediging van het Vaderland), of eenvoudiger: Barisan Pembela Tanah Ajer (Verdedigingscorps van het Vaderland), afgekort tot Peta. De Japanners hadden hun hoopgevestigd op de gejapaniseerde jeugd, en de toeloop zou de eerste maanden "cyclonisch" zijn geweest. Niet slechts jongeren, doch ook ouderen meldden zich aan. Vooral bij de groep der onderwijzers bestond belangstelling, in het bijzonder nadat de Japanners een officiersopleiding hadden geopend. Men zou het dan tot majoor kunnen brengen, wat gelijk stond met de rang van boepati-regent. Nadat de eerste groepen voldoende geoefend waren, werden hun op 8 februari 1944 vaandels uitgereikt, waarop een kunstige samenstelling van zon (Japan) en maan (Indonesië) te zien was. Voorlopig zou de Peta enkel uit infanterie bestaan. Hun taak was aanvankelijk slechts wachtlopen langs de kust en bij militaire objecten. Bij een werkelijk gevecht zouden ze in de achterhoede worden opgesteld, zodat de Japanners blijkbaar geen al te hoge verwachtingen van hun strijd vaardigheid hadden. De opleiding was zwaar en langdurig, en omvatte zelfs de beginselen der Japanse taal, zodat de arme recruten van de ochtend tot de avond bezig waren. Bovendien ontbrak het de Japanse instructeurs aan alle tact. Wel werden deze door andere vervangen, doch die waren geen haar beter. De Jappen waren nu eenmaal gewoon, om zelfs hun eigen mensen te mis handelen. Daardoor verdween de aan vankelijke geestdrift op den duur. In het Nederlandsch-lndische leger was men dat niet gewend; daar werd alleen wel eens stevig gevloekt. Ook schoot de zorg voor de achtergebleven gezin nen te kort. De daardoor opgeroepen slechte stemming moet als een belang rijke oorzaak der Blitarse rebellie beschouwd worden. Deze opstand, waarvan het gerucht zelfs de Europese gevangenkampen in West-Java bereikte, moet de Japan ners met ernstige bezorgdheid heb ben vervuld. De rebellen waren n.l. niet met stokken, zoals de Heiho's, maar met echte vuurwapens uitgerust. Aan die bezorgheid der Japanse auto riteiten hebben wij twee officiële verslagen der rebellie te danken. Het eerste, van 17 april 1945, pralend en oppervlakkig,maakte op de Indone sische bevolking weinig indruk. Men gaf de Japanners de schuld van de rebellie. Daarom verscheen er later een tweede rapport, afgedrukt in de Asia Raya van 13 juni 1945. Dit was uitvoeriger en legde niet enkel de schuld op de rebellen. Ruiterlijk werd het al te strenge gedrag der Japanse instructeurs, de Sidoo- kans, als oorzaak der ontevredenheid opgegeven, terwijl deze heren zich ook buiten het kampement misdragen zouden hebben. Bovendien werden de Javanen van de Japanners vervreemd door de slechte economische toe stand. Zonder dat zijn naam genoemd werd zinspeelde de bekendmaking op de leider van de opstand. Dit was een zekere Soepriadi, 1e luitenant bij de 3e compagnie van het te Blitar ge legerde Peta-bataljon. Deze jonge man, afstammeling van een oud, ver maard geslacht, bewandelde de tradi tionele weg der Javanen, die zich tot een hoge taak geroepen achtten. Hij beoefende dus tapa (askese), zowel in de kazerne als bij heilige graven. Hij gaf zich bovendien over aan vasten en mediteren. Aldus verbond hij zich met "den Heer". Daardoor steeg zijn aan zien bij de Javanen, die voor zulk een optreden zeer gevoelig plegen te zijn. Het doet levendig denken aan het eerdere optreden van pangéran Dipa- Negara, de grote rebel van de Java- oorlog (1825-1830), die een soort gelijke indruk op zijn landgenoten maakte. Bijzonder ergerde Soepriadi zich over het optreden der Japanse instructeurs, Sidookan's, ook buiten de dienst,wat krenkend was voorde soldaten van het Vrijwilligerscorps. Tevens hoorde hij over de ellende, waarin het gewone volk gedompeld was, over hun gebrek aan voedsel en kleding, over de hoge prijzen. Ook anderen waren ontevreden over de wijze van bevordering in het bataljon. Bovendien bekritiseerden zij verschillende regeringsmaatregelen, zoals het inzamelen van oud ijzer, sieraden enz., die enkel maar dienden om het volk uit te zuigen, terwijl de bedoeling zou wezen, om de industrie te bevorderen. Aldus het vrij openhar tige verslag der Japanners in het blad Asia Raya. Soepriadi werd opgestookt door een zekere Ismangoen, die misnoegd was over zijn trage promotie. Hij achtte zich dus geroepen tot het stichten van een Indonesische staat, zowel vrij van de Japanners als van andere vreemde lingen. Op 1 5 januari 1 945 te 9 uur 's avonds belegde Soepriadi in het diepste geheim zijn eerste voorbereidende vergadering met andere ontevredenen, t.w. de Peta-officieren Moeradi, Soe- mardi en Halir. Plannen voor de op stand werden toen beraamd. Vooreerst zou men anderen overhalen om mee te doen, zoals Partohardjo, Soehadi, Poedji, Djakasoetrisna, Soedarma, Abdoel Ratji, Atmadja, Soejana, Djana, Soenarja enz. De plannen werden nu uitgewerkt. Men zou de militaire ge bouwen, ook die der politie en poste rijen bezetten en zowel de telefonische als telegrafische verbindingen ver breken. De gehate Sidookan's niet alleen, doch ook andere Japanners, Chinezen en Europeanen zouden er aan moeten geloven. Behalve roven en plunderen, zou men ook de bevolking aanvuren, om aan de opstand mee te doen, want men beoogde de instelling ener vrije Indonesische gemeenschap. Na het slagen van de opstand zou men in drie richtingen oprukken, ten einde het terrein van het verzet uit te breiden, n.l. in de richting van Malang, Pare en Djokjakarta. Zo zou men meer aan hang winnen. De laatste bespreking vond op 6 fe bruari plaats: men zou op 9 februari be ginnen, doch toen was men nog niet gereed, zodat de zaak vier dagen werd uitgesteld. Inderdaad gaf Soepriadi in de nacht van 13 op 14 februari het sein tot de muiterij, te 1 uur 's nachts. Toevallig waren bijna alle Sidookan's afwezig door min of meer officiële bezigheden. Moeradi opende de wapenkamer en de gewekte soldaten moesten gewapend aantreden. Enige trucks en de kas, die f 10.000,- be vatte, werden in beslag genomen. Te 4 uur 's ochtends verlieten 410 man de kazerne, door de voor- en achterpoort. Bovendien werd de gevangenis ge opend en 258 gedetineerden vrij ge laten. Begonnen werd met de beschie ting van de kota Blitar, en wel in het bijzonder de verblijfplaats der gehate Sidookan's en der niet minder verfoeide (lees verder volgende pagina) Uw Indonesië en Verre Oosten reis op de maat van uw beurs en wensen gesneden! Agent voor Europa van P T. TUNAS INDONESIA TOURS TRAVEL Jakarta Kantoren: Medan, Padang, Yogya, Surabaya, Bali, Ujung Pandang, Bandung, Singapore, Hongkong, USA. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 8