De eerste Politiële Actie 40 JAAR GELEDEN In allerlei publicaties wordt nog steeds ten onrechte de stelling verkondigd, dat de politiële acties tot doel hadden het vooroorlogse koloniale bewind te herstellen. In de eerste plaats zou dit - gezien de sterk gewijzigde verhoudingen - niet meer mogelijk geweest zijn, ook al had de Nederlandse regering het gewild. Dat het ook geenszins de bedoeling was, blijkt onder meer uit verschillende passages van de hieronder geciteerde rede van minister-president Beel. Te bedenken is, dat van de Nederlandse regering eigenlijk het onmogelijke werd verlangd: enerzijds zou Nederland tot aan de totstandkoming van de V.S.I. de souvereiniteit over Indonesië blijven dragen (een punt waarover alle partijen het eens waren), anderzijds werden haar de mogelijkheden en het recht ontzegd, essentiële daden van souvereiniteit (zoals het handhaven van de binnenlandse veiligheid en bescherming van de burgers, waartoe de Republiek kennelijk niet in staat was), uit te oefenen. Niet alleen bij de Indische Nederlanders, maar ook in het algemeen in brede lagen van de bevolking in Indonesië, werd de aankondiging van de actie met een gevoel van opluchting vernomen. Na alle ervaringen van de voorgaande periode hoopte men dat er aan de onzekere toestand een einde zou komen. door CH. MANDERS "De Nederlandse regering moet zich op het standpunt stellen, dat èn het op 14 oktober 1946 gesloten bestand èn de op 25 maart 1947 getekende overeenkomst van Linggadjati door de Republikeinse regering en haar organen zodanig zijn overtreden en geschonden, dat de Nederlandse regering hierbij goede wil niet meer aanwezig kan achten en dus haar vrijheid van handelen overeenkomstig hetgeen bij het aangaan der overeenkomst van Linggadjati harerzijds is uitgestippeld, moet hernemen. De regering heeft de landvoogd gemachtigd, om, gezien het nog steeds voortduren, het verscherpen zelfs van de vijandelijkheden, de vernielingen en al wat dies meer zij, met de hem ter beschikking staande strijdmacht tot politioneel optreden over te gagn, om datgene te verwezenlijken, waartoe de Republiek zelf onmachtig blijkt." %'k:" Min.-Pres. Dr. Beel Met deze woorden kondigde de minis ter-president, Dr. Beel op zondagavond 20 juli 1947 in een radiorede het begin van de eerste politiële actie in Indo nesië aan. Hij legde er verder de nadruk op, dat het de Nederlandse regering grote moeite had gekost om tot deze stap over te gaan en dat zij de Republiek zo ver mogelijk tegemoet was gekomen. Men zal, zo vervolgde hij, van de regering niet kunnen getuigen, dat zij het geduld niet tot het uiterste heeft betracht, maar er komt een punt, waarop lankmoedigheid ophoudt een deugd te zijn. Vast stond, aldus spreker, dat de tegenwoordige regering der Republiek economische afbraak en plundering, monetaire verwarring en wetteloosheid, niet kon tegengaan en dus allerminst in staat mocht worden geacht om in haar gebied veiligheid en recht te verzekeren en anderzijds weigerde om samen met ons de voorwaarden hier toe te scheppen. Voorts, dat, indien hier niet snel verandering in kwam, talrijke economische objecten, utiliteits- bedrijven, verkeerswerken en andere waardevolle bezittingen, mitsgaders grote voorraden levensmiddelen en grondstoffen, zouden worden vernield. De gevaren voor de bewoners van bepaalde streken zouden door het uitblijven van een behoorlijke voedsel voorziening worden vergroot. Dit alles noemde de minister-presi dent de direkte aanleiding tot het genomen regeringsbesluit. Verder wees de minister-president erop, dat de Nederlandse regering volledig begrip had getoond voor het gezonde nationalistische streven, zoals zich dat in Indonesië had geopenbaard. Het feit onder meer van de totstand koming van de autonome gebieden Premier Soetan Sjahrir Oost-lndonesië en West-Borneo, waar in goede samenwerking en onderling vertrouwen veel constructief werk was verricht, getuige hiervan. De regering zou blijven vasthouden aan de begin selen, neergelegd in het accoord van Linggadjati en aan de uitvoering hier van, maar vond het onaanvaardbaar dat een vrijwillig getekende overeen komst van dag tot dag werd geschon den. Wat aan de actie vooraf ging. Om de met de Republiek vastgelopen besprekingen weer op gang te bren gen, werd in sept. 1946 een Commis sie-Generaal naar Indonesië gezonden, bestaande uit de heren Schermerhorn, Van Poll en De Boer. De It.-G.G. Van Mook maakte ambtshalve deel uit van deze Commissie. Op 14 oktober 1946 kwam een wapenstilstand tot stand, die in de praktijk echter gebrekkig zou functioneren. De Europese geïnter neerden in het binnenland werden vrijgelaten. Vervolgens werd op 13 november 1946 in het bergoord Linggadjati een voor lopig accoord gesloten, waarbij werd tegemoet gekomen aan de Republi keinse eisen: erkenning van het defacto-gezag van de Republiek over Java en Sumatra. Voorts werd be sloten tot de stichting van de Verenig de Staten van Indonesië, waarvan de Republiek, Oost-lndonesië en Borneo 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 16