Nederlandse militairen vinden een gastvrij onthaal bij de bevolking van Bawean. die hen klappers aanbiedt. lidstaten zouden zijn. Tussen Indo nesië en het Koninkrijk der Nederlan den zou een Nederlands-Indonesische Unie worden gesloten, met de Koningin der Nederlanden aan het hoofd. Dit laatste betekende dus een niet onbe langrijke concessie van Nederlandse kant: hierdoor werd immers de ge dachte van de Rijkseenheid, waarbij tot dan toe steeds werd uitgegaan, losgelaten. Verschillende kwesties zouden door nader overleg worden opgelost, zoals die betreffende de strijdkrachten en de positie van de republiek binnen de Verenigde Staten van Indonesië. Men zou ernaar streven de overdracht van de souvereiniteit aan de V.S.I. en de vestiging van de Ned.-Indonesische Unie te doen plaatsvinden vóór 1 jan. 1949. Zowel in Nederland als bij de republi keinen ondervond het Linggadjati accoord terstond tegenkanting. Zo verklaarde generaal Soedirman op 26 dec. dat de strijd zou worden voort gezet. Ook in Nederland rees verzet tegen de overeenkomst, o.a. tot uiting komend in het optreden van het Comité "Rijkseenheid" onder leiding van Gerbrandy, Weiter en Bajetto. De goedkeuring van de Staten-Generaal voorde regeringsvoorstellen werd pas verkregen na de toevoeging van een uitvoerige toelichting op de overeen komst (20 dec. 1946) het z.g. "aan geklede Linggadjati". De Republiek van haar kant hield zich aan het "naakte Linggadjati". Tenslotte werd eerst op 25 maart 1947 de Linggadjati-overeenkomst ondertekend. Iedere partij ging echter uit van haar eigen interpretatie, waar door weer een inpasse ontstond. De wapenstilstand werd gebrekkig nageleefd, doordat ongeregelde troe pen aan de kant van de Republiek aan de demarcatielijn voortdurend het bestand schonden. Een voorbeeld hiervan was de onderwaterzetting van de Sidoardjo-delta bij Soerabaia, waardoor met name de inheemse landbouwers overlast ondervonden en waar door Nederlandse troepen de orde moest worden hersteld. Bovendien knoopte de Republiek be trekkingen aan met buitenlandse mogendheden (met verschillende Arabische staten en op 11 juni 1947 een vriendschaps verdrag met Turkije dat de Republiek n.b. de iure erkende), hetgeen strijdig was met het accoord van Linggadjati, waarbij was overeen gekomen dat Nederland de souverei niteit zou blijven uitoefenen totdat deze zou zijn overgedragen. Intussen sleepten de onderhandelingen over de uitvoering van het accoord zich voort zonder dat er resultaten werden bereikt. De Republiek wenste geen afstand te doen van haar pretenties op een speciale positie binnen de te vormen VSI. De inwendige politieke situatie binnen de Republiek werd geradicaliseerd doordat het gematigde kabinet-Sjahrir op 3 juli 1947 werd vervangen door een kabinet onder leiding van de zeer linkse Amir Sjarifoedin. Op 27 mei 1947 beëindigde de com missie-generaal de onderhandelingen met de Republiek, omdat zij ervan overtuigd was dat deze niet tot resul taat zouden leiden. In dezelfde maand bezochten Beel en de minister van overzeese gebiedsdelen Jonkman, Indonesië, waar zij een zeer ongunstige situatie aantroffen. Op het laatste ogenblik, op 15 juli, scheen toch nog overeenstemming te worden bereikt met vertegenwoor digers van de Republiek, onder wie premier Sjarifoedin, over uitvoerings maatregelen. Helaas verwierp Djocja ook deze overeenkomst van haar eigen voormannen, zoals vroeger Sjahrir tot aftreden werd gedwongen, werd nu Sjarifoedin gebracht tot bestrijding der voorstellen, door hem aanvaard. Sultan Hamid II van Pontianak. hoofd van het autonome gebied West-Borneo. Doel en verloop van de actie Het doel van de eerste politiële actie, die 's nachts om 12 uur van 20 op 21 april 1947 begon, was dus enerzijds een einde te maken aan de aldus ontstane onhoudbare situatie, ander zijds ook de overeenkomst van Lingga djati verder uit te voeren. Zonder grote militaire inspanning werd West-Java (met uitzondering van Bantam), het daaraan grenzende deel van Midden- Java en het gebied rondom Semarang, een belangrijk deel van Oost-Java (o.a. de Oosthoek) en Madoera, het cultuur gebied van de Oostkust van Sumatra, het grootste deel van de residentie Palembang en een strook rondom Padang door de Nederlandse troepen bezet. Tevens werden in de grote steden alle nog door de Republiek beheerde gebouwen en diensten over genomen. De bevolking nam in hetalgemeen een niet onwelwillende houding aan en was het merendeel van de ambtenaren bereid tot aanblijven en samenwerking. Door de actie werden tevens econo misch belangrijke gebieden van een dreigende ondergang gered, en ter stond werd een begin gemaakt met het economisch herstel in deze ge bieden. Het Nederlandse optreden in Indonesië werd echter al spoedig door interna tionale bemoeienis doorkruist. Op 1 aug. werd Nederland door de Veilig heidsraad der VN (op initiatief van Australië en India) uitgenodigd de actie te staken, waaraan op 4 aug. door Nederland gevolg werd gegeven. Opmerkelijk was dat de Veiligheids raad weigerde, vertegenwoordigers (lees verder volgende pagina) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 17