i^i L
I.W.I. MET VAKANTIE
doeng. Het was niet bekend, of er van
de in Djakarta aanwezige Nederlandse
militaire eenheden wellicht ook af
delingen waren, die iets met de APRA
te maken hadden. Uit het gesprek, dat
toen tussen de heer Asbeek Brusse en
zijn gasten gevoerd werd kon ik niet
opmaken of dit inderdaad het geval
was. Wel kreeg ik de indruk, dat de
heren Kandau en Rapar zeer waar
schijnlijk overclandestien gewapende
volgelingen beschikten, die echter op
dit kritieke moment nog verspreid
waren en derhalve niet ingezet konden
worden.
Het was nog schemerdonker, toen de
gasten het huis van de heer Asbeek
Brusse verlieten, zonder bepaalde be
slissingen te hebben genomen. Het
bevreemdde mij intussen ten zeerste,
dat de coup d'etat in Bandoeng plaats
vond en niet eerst in Djakarta, waar
toch uiteindelijk de regeringszetel
was. Onwillekeurig vroeg ik mijzelf af,
welk "spel" hier gespeeld werd. De
omstandigheden leken mij nogal ver
dacht en onrealistisch! Ook was het
bekend, dat president Soekarno die
zelfde morgen om zes uur per vliegtuig
naar India zou vertrekken voor zijn
eerste staatsbezoek. Dit vertrek vond
heel normaal plaats, hetgeen mij
eveneens bevreemde, daar een staats
hoofd in een noodgeval, zoals tijdens
een coup d'etat, zijn zetel toch zeker
niet zo maar zou verlaten, tenzij hij in
direkt gevaar verkeerde, hetgeen hier
niet het geval was.
Toen de heer Asbeek Brusse mij even
later naar het kampement van de Bij
zondere Politie terug reed, adviseerde
ik hem, het bezoek van zijn b.g. gasten
onmiddellijk aan de Nederlandse
hoofdcommissaris van politie, de heer
Damen, te rapporteren, daar voren
bedoelde bijeenkomst ongetwijfeld
gauw genoeg bekend zou raken.
Niettegenstaande de situatie in Ban
doeng verliep die dag in Djakarta
zonder verdere gebeurtenissen. Doch
die avond was ik omstreeks negen uur
op mijn kantoor in het kampement de
generale rapporten aan het doornemen,
tezamen met de dienstdoende officier
van piket, de inspecteur van politie A.
Asher, toen zich de hiervoor genoem
de inspecteur van politie F. Najoan
aankondigde en hij aan de heer Asher
een briefje overhandigde. Daar ertus
sen hen niets gezegd werd, keek ik
even op en vroeg ik of zij mij wellicht
nodig hadden, waarop de heer Asher
mij het briefje liet lezen. Het was een
schriftelijke opdracht van de com
mandant, de commissaris van politie
F. Asbeek Brusse, aan de heer Asher
om alle aanwezige ammunitie voor
automatische vuurwapens van de Bij
zondere Politie af te geven aan
"brenger dezes" (de heer F. Najoan).
Op mijn vraag aan de heer Asher of de
handtekening van de heer Asbeek
Brusse op het briefje authentiek was,
deelde de heer Asher mij mede, dat dit
inderdaad het geval was, daar de heer
Asbeek Brusse hem even te voren
In verband met vakanties zal
het Indisch Wetenschappelijk
Instituut de gehele maand juli
a.s. gesloten zijn.
persoonlijk had opgebeld en ingelicht,
dat hij de heer Najoan met een schrifte
lijke opdracht terzake naar ons kantoor
had gezonden. Aangezien de heer
Asher niet kon weten, waarvoor de
ammunitie bestemd was, heeft hij aan
dit bevoegd gegeven bevel van zijn
commandant, de heer Asbeek Brusse,
zonder meer gevolg gegeven. De
wapenknecht werd er bijgehaald om
bedoelde ammunitie in te pakken en
op te laden.
Het merkwaardige was, dat de heer
Najoan, die ook nu weer de auto van
mijn buurman gebruikte, aan de heer
Asher verzocht om deze ammunitie
door een van onze hoofdagenten te
doen transporteren, die dan achter
hem aan kon rijden. Voor dit transport
werd toen de hoofdagent van politie
König aangewezen, die met de ammu
nitie in een jeep achter de heer Najoan
aanreed. Toen de heer König even
later terug kwam, rapporteerde hij aan
de officier van piket, dat hij bedoelde
ammunitie in een woning aan de
Kramatlaan had afgeladen. Ik kon toen
met mijn klompen aanvoelen, dat dit
het begin zou zijn van een reeks
moeilijkheden voor onze afdeling en in
het bijzonder voor de heer Asbeek
Brusse als voor mijzelf, daar wij voor
die ammunitie aansprakelijk waren.
De moeilijkheden lieten niet lang op
zich wachten. De volgende morgen
werd tijdens de nieuwsberichten van
zes uur over de radio omgeroepen, dat
eenheden van deTNI (Tentara Nasional
Indonesia) in de afgelopen nacht een
woning aan de Kramatlaan in Djakarta
hadden overvallen, waar subversieve
elementen zich hadden opgehouden.
Een aantal vuurwapens en ammunitie
was in die woning aangetroffen en
geconfisceerd. Volgens het radio
bericht had de groep van het KNIL-
Speciale Troepen, die de nacht te
voren uit Bandoeng was gekomen,
zich naar Sawah Besar begeven, waar
zij zich later aan de TNI hadden over
gegeven.
Acht KNIL-militairen werden hier ge
arresteerd en naar de Glodok-straf-
gevangenis overgebracht. Het grootste
gedeelte van de groep wist echter
onder leiding van een zekere sergeant
majoor Meyer te ontkomen. Later ver
nam ik, dat deze laatsten het vliegveld
Kemayoran hadden weten te bereiken,
vanwaar zij in een Nederlands militair
vliegtuig uit het land werden gevlogen.
Ik was reeds op mijn kantoor, toen
omstreeks zeven uur die morgen de
heer Asbeek Brusse het kampement
binnen kwam rijden. Op mijn vraag of
hij het ochtendnieuws over de radio
had gehoord, antwoordde hij ontken
nend. Hierop deelde ik hem mede, dat
naar alle waarschijnlijkheid de aan de
heer Najoan afgegeven ammunitie
eveneens in beslag was genomen tij
dens de overval van het huis aan de
Kramatlaan, waar deze ammunitie de
avond tevoren was afgeladen. De heer
Asbeek Brusse begaf zich daarop met
de hoofdagent van politie Von der
Oelschnitz naar bedoelde woning aan
de Kramatlaan.
Bij terugkomst zei hij, dat hij inderdaad
de kist, waarin de ammunitie van de
Bijzondere Politie lag, gezien had. Ook
wist de heer Asbeek Brusse te vertel
len, dat de heren Kandau en Rapar, die
de dag tevoren bij hem thuis waren
geweest, tijdens deze overval door de
TNI waren doodgeschoten en hun
lijken naar de zesde politie-sectie
waren overgebracht, waar hij ze had
zien liggen.
Wetende, dat wij na deze inbeslagname
van bedoelde ammunitie binnenkort
bij de Bijzondere Politie een inspectie
van onze vuurwapens en ammunitie
konden verwachten, heeft de heer
Asbeek Brusse, die tevoren enige tijd
technisch leider van de Veldpolitie in
Batavia was, meteen de commandant
van de omliggende veldpolitie-deta-
chementen telefonisch verzocht hun
overtollige ammunitie voor automa
tische vuurwapens zo snel mogelijk bij
hem in te leveren ter completering van
het aantal, dat de Bijzondere Politie
volgens het vuurwapen ammunitie-
register in voorraad zou moeten heb
ben. Inderdaad werd door de diverse
veldpolitie detachementscomman
danten aan dit verzoek vlug gehoor
gegeven en werd het tekort daardoor
prompt aangevuld, zodat de voorraad
thans weer overeenkwam met de ge
gevens volgens het register. Er was
echter nog het briefje, waarin de heer
Asbeek Brusse aan de inspecteur van
politie Asher de opdracht had gegeven
om bedoelde ammunitie aan de heer
Najoan af te geven.
Dit briefje was in het bezit van de
inspecteur van politie Croes, die met
de administratie van ons kantoor be
last was. Daar de heer Croes wel wist,
dat dit briefje eventueel als bewijsstuk
tegen de heer Asbeek Brusse zou
kunnen worden gebruikt, besloot hij
dit document onmiddellijk te vernieti
gen, hetgeen ik ook gezien heb. De
gebeurtenissen volgden toen snel op
elkaar.
De heer Asbeek Brusse werd naar het
hoofdbureau van politie, afdeling
Verkeerswezen, overgeplaatst en ik
kreeg weer het commando van de
Bijzondere Politie, hetgeen ik tevoren
wegens ziekte tijdelijk had moeten
opgeven. Op een avond werd ik door
(lees verder volgende pagina)
23