moessQn
Begrafenis Onderneming "Halewijn"
Malang 1946
VERZAMELBANDEN
TOKO MOESSON
De advertentie, die ik geregeld in Moesson tegen kom "Ingget Mati Ad
Patres", bracht mij op dit verhaal. In de Bersiaptijd hadden wij een begrafenisteam,
dat vanuit het Marinekamp de begrafenissen moest regelen, wanneer er in de
vrouwenwijk iemand was overleden. Aan het hoofd stond de heer Halewijn, die
met vier jongens en een tweewielige grobak, dit karwei klaarde. Persoonlijk heb
ik diverse malen deel uitgemaakt van dit team, met de jongens Harry Bolaan, Jan
Madras, Max Tieleman, Harry List met elke keer een andere samenstelling,
aangezien wij om de beurt onze familieleden in de wijk konden bezoeken.
De kunst voor ons "dragers" was om
onderweg de kist te vullen met contra
bande bestaande uit etenswaar voor
onze familie in de wijk. Meestal vond
de politieagent, die ons bewaakte het
wel goed, mijn ervaring uit de bersiap
tijd is een betere voor wat betreft de
politieagenten, dan de Jap in de vorige
periode.
Wij kochten van ons eigen geld spullen
en vaak zoveel, dat wij het deksel van
de kist bijna niet dicht kregen. Er
gingen dan één of twee jongens op
zitten, om de zaak dicht te krijgen.
Overigens een raar gezicht voor de
omstanders, die ons echter nooit heb
ben verraden.
Vanuit het Marinekamp via via onder
andere de Kawistraat naar de poort
van de wijk helemaal bij de Katholieke
kerk aan de Idjen boulevard, was een
heel eind en vooral de jongen, die
tussen de bomen liep om de grobak
voort te trekken had het niet gemakke
lijk. Er werd door de anderen wel
voortgeduwd, maar de "doodgravers"
vandaag de dag in hun zes of acht
cylinder hebben het éénvoudiger.
Aan de poort van de wijk werden wij
niet gecontroleerd, als de kist maar
dicht was en je van buiten niet kon
zien, waterallemaal in verborgen was.
De politieagent bleef aan de poort
wachten en wij reden door naar onze
familie, waar wij de vracht afgaven.
De kist werd schoongemaakt en kreeg
weer een waardig aanzien en hierna
kwam de droeve plicht, meldden ons
bij de familie waar wij de dode kistten.
Soms ging dit gepaard met een ritueel,
dat ik tot aan vandaag nooit heb
begrepen. Wij hielden de kist op ver
zoek omhoog en de hele familie liep er
dan onderdoor. Wanneer de overige
huisgenoten (niet familie) in de op
tocht mee liepen, dan moest je je
gezicht wel in de plooi houden. Wij
waren geen profs en deden als kwa
jongens zo goed mogelijk wat er van
ons verwacht werd en het gebeurde
wel, dat één van ons uit z'n rol viel. Zo
goed als de doodgravers het vandaag
doen, met die gladgestreken en be
droefde professionele gezichten, dat
zat er bij ons niet altijd in.
Zo gebeurde het een keer, dat wij een
kist vol doerians de wijk in brachten. U
kent het nog wel, uit een paardoerians
was een vierkant blokje gesneden om
te proeven. De lucht bezwangerde de
kist en wij kregen de lucht er niet uit,
zodat de dode omgeven werd door
een doerian lucht. Soesah, maar heer
Halewijn loste dit diplomatiek op en
de familieleden begrepen het wel. De
mensen begrepen elkaar in die tijd
beter, het was een rare tijd en de
normen waren er naar. Het was ook
een vreemd gezicht als wij op weg naar
het kerkhof achter de grobak aanliepen
met een ijs-lilin in de hand, die wij
hadden gekocht of bij een stalletje es-
pasra terwijl de grobak met de kist
erop aan de kant van de weg werd
geparkeerd. De Indonesiërs waren
vriendelijk en zelfs een schoolvriendin
van mij, een Indonesisch meisje, stopte
ons lekkers toe. Wel moedig, omdat
wij toch blanda's waren, maar daar
om zelf uw jaargangen Moesson
snel, praktisch en goedkoop in
te binden. Een simpel systeem
met schuifpinnen, die het inzet
ten en uithalen van bladen mo
gelijk maken.
De banden zijn voorzien van
Moesson-opdruk.
Prijs f 18,50, porto f 4,50
Prins Mauritslaan 48A,
2582 LS DEN HAAG
Tel. 070 - 54 34 66
""^Postgiro 6685
trok ze zich niets van aan. De politie
agent sukkelde goedmoedig achter
ons aan en wij tracteerden hem als wij
iets kochten.
Hoe wij en alle vrouwen aan het geld
kwamen, is een verhaal apart. De
geldkraan was na de capitulatie ge
sloten en al die jaren hebben wij ons
zelf toch maar moeten redden. Wij
verkochten onderweg ook spullen, die
wij vanuit het kamp hadden mee ge
kregen. De één z'n dood, de andere z'n
brood, dat gold toen ook. Iedere keer
kwamen wij ook langs mijn ouderlijk
huis, Soekoen 45, dat intussen door
Dr. Soerodjo als kliniek in gebruik was
genomen. Het was een riant huis en
zeer geschikt voor de nieuwe be
stemming. Toch deed het mij wel wat,
uiteindelijk was ik hier opgegroeid.
Boven de poort van het kerkhof stond
nog altijd "De nacht van de dood is de
dageraad van de geest", deze spreuk
ben ik nooit vergeten.
Het gat was door koelies gegraven en
wij hoefden alleen maar de kist met
touwen te laten zakken. Op he kerkhof
legden wij op verzoek bloemen bij
sommige graven, dat gaf geen pro
bleem. Wij rustten dan uit en meestal
ging het op een holletje terug naar
het Marinekamp. Via de Javastraat
waren wij er zo en gaven dan de
brieven af of geld dat wij weer uit de
wijk hadden meegenomen. Zo zorg
den wij voor de communicatie tussen
de wijk en het Marinekamp en zonder
gevaar, want de kampcommandant
Pradjiman was een humaan mens.
Of dat oveal zo is geweest durf ik niet
te stellen, in de Bersiaptijd zijn ook
vreselijke dingen gebeurd. Zo hebben
wij geregeld landgenoten begraven en
misschien is er nog een lezer uit de
wijk, die ons heeft gekend in de hoe
danigheid van doodgraver. "Ingget
mati per Grobak" en soms met een
doerian geur, waar krijg je dat van
daag!
THEO KAPPERS
(Illustraties: Poirrié)
25