Te voet door Zuid-Sumatra Markt in Benkulu, alle dagen markt. Gastvrij Indonesië heeft iets en dat roept je dringend terug. Volgend jaar moet ik terug. Ze roepen. Ik voel het als iets dringends, alsof ze me aan m n woord willen houden; dat ik heus wel terug zou komen. Heb ik dat beloofd? O ja, vast. Terug wil ik, om alle herinneringen in werkelijkheid om te zetten, om de dingen opnieuw te beleven, die de vorige keer als in een roes aan me voorbij zijn gegaan. Soms lijkt het, alsof ik die malle oerwoud-reis alleen in herinnering heb gemaakt; maar dat kan natuurlijk niet. Ik wil terug, maar zonder de angst van de eerste keer, de angst voor het onbekende, ingegeven door allen die er eerder waren en me volpropten met adviezen. "Doe dit niet en dat juist wèl en denk eraan datZelden heb ik zo veel onzin meegekregen; jammer, want ik was door die adviezen, die ook in de handboeken nog eens breeduit wer den bevestigd, bijna niet gegaan. En dan had ik het vliegen over gebom bardeerd Cambodja gemist en het overzicht van de sawahs bij aankomst op het vliegveld van Jakarta, de trek van de kalongs, het oerwoud en de mensen enHou op. Ze zeiden: "Je wordt bestolen en je raakt al je geld en paspoort kwijt, de muskieten komen in wolken je smerige kamertje binnen en vergeet de koperen ploert niet. Juist in de streken waar jij naar toe gaat - waarom ga je niet gewoon naar Bali? - wordt ongelooflijk heet (gepeperd) gegeten en je ver dwaalt en de slangen komen uit de bomen naar je toe en verstikken je. Om van de tijgers maar te zwijgen. Noem nóóit de tijger bij z'n naam en spreek ook het woord krokodil niet uit. Dat is héél taboe. Je komt niet levend terug". Dat zeiden ze. Daarom kocht ik een klamboe en fles sen anti-muggenolie; maakte een vriendin een moneybelten begon ik de meest fantastische reis van m'n leven met de grootst mogelijke weerzin. 20 Beprikt tegen enge ziekten, met een visum in m'n pasport kon ik niet meer terug komen op m'n plan en ik stikte zowat van angst. En waarom ik die reis wilde, naar Bengkulu aan de Westkust van Zuid- Sumatra. Eigenlijk had ik geen goede reden. De Scheepsjongens van Bon tekoe hadden me als jongen nieuws gierig gemaakt naar oerwoud en ik wilde dat eens meemaken en aanvoe len. Je kunt lezen wat je wilt en tv- beelden zien, maar je ruikt en voelt niks; maakt een oerwoud bang? Wat is ondoordringbaar? En wat wordt be doeld met "dat geheimzinnige van een tropische avond in Indië"? Ik moest gaan, maar leuk was het allang niet meer. Tja. Er zijn muskieten, waar de Indo nesiërs net zo veel last van hebben als de gemiddelde Europeaan. Ze doen er wat aan en zo heel bar is het nu ook weer niet. Die klamboe heb ik weg gegeven; wat muggenolie bleek ruim schoots voldoende. En gepeperd werd er gegeten, dat valt niet te ontkennen: 's morgens, 's middags en 's avonds. En hoe. Maar na twee dagen wist ik niet beter en na vier dagen vroeg ik om de lombok. Als ik nu in huis een sambal kook, is zo n klein potje al te weinig. Lekker heet eten; zo hoort het. Ja, nü. Ik ben niet bestolen, in tegendeel en niet ziek geworden. Terwijl iktoch ook gedachtenloos verboden ijs heb ge geten en ongewassen fruit en ver moedelijk heb gezondigd tegen alle regels van gezondheidszorg en hygiëne. Het is zo eenvoudig. In Nederland kocht ik de kaartjes voor de nood zakelijke vliegtuigen en op één over nachting na in een simpel hotel in Jakarta vloog ik zonder oponthoud naar Bengkulu, dat een in het oerwoud uitgekapte landingsbaan heeft. (Na een hevige regenbui kan een vlucht een dag worden uitgesteld). Er is geen douane omdat het geen internationaal vliegveld is, dat reali seerde ik me ook pas later en je kunt gewoon een deur door en de weg opstappen en dat wilde ik nu en dat kon. Gewoon, van Nederland uit, een tropische weg op, met palmen en onbekende planten en bomen, heel vreemd allemaal. Een palmboom, een cocosnoot aanraken, dat wilde ik en geuren opsnuiven en kennismaken met een tropisch land. Daarom negeerde ik het "taxi! taxi!" geroep, gooide ik de reistas over m'n schouder en liep ik Sumatra in. Een vreemde gewaarwording was het wel, maar daar kwam ik ook voor. Pas uren later, toen ik alles had aangeraakt en wist hoe het voelde, met een reistas door een tropisch land te lopen, accepteerde ik iets busachtigs; boven dien begon ik moe te worden. Ik zweette als een gek, maar omdat de vochtige temperatuur ook zoiets van 37 graden was, voelde ik dat gezweet niet. Daardoor merkte ik ook niet, dat m'n pas kletsnat werd, in die belt en buiten z'n plastic hoesje En waar ik naar toe moest. Tja. Dat wist ik niet. Ik sprak m'n toverwoordjes uit: guesthouse, losmen (logement) ketjil hotel; dat ketjil klein Gezellig eten op de grond.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 20