Het Indisch verzet (2) door R. de Bruin In het eerste artikel over het Indisch verzet heb ik getracht een indruk te geven van de omstandigheden, waarin dat verzet heeft gewerkt. In deze aflevering wil ik voor U schetsen, hoe de verzetsgedachte ontstond en hoe het verzet georganiseerd werd. Daarbij ontkomt men er niet aan vooraf een karakteristiek te geven van de koloniale samenleving in haar vooroorlogse zetting, omdat die zijn weerslag heeft gehad op de voorbereiding tot het verzet en zijn organisatie. Vooraf geef ik U een schema van de geschiedenis van het Indisch verzet; zoals dit zich op Java heeft gemani festeerd. Fase 1. Voorbereiding van het verzet, 15-2-1942 - 9-3-1942. Fase 2. Realisatie van de z.g. Vacuum-organisatie, 9-3-1942 - 30-6-1942. Fase 3. Uitbreiding van het Java-ver- zet, 1-7-1942 - eind 1942. Fase 4. Liquidatie van het verzet, 1943 - voorjaar 1945. Deze fasering geldt eigenlijk ook voor Sumatra en Borneo, waar eveneens een Vacuum-organisatie tot stand kwam. De voornaamste reden waarom wij hier het Java-verzet onder de loep nemen, is omdat het verzet op dit hoofdeiland van de Indische archipel zo rijk geschakeerd was. De onderschatting van de Aziaten door de Nederlandse samenleving in het vooroorlogse Indië omvatte ook de Japanse oorlogspotentie. Zo bijvoor beeld ging men - zelfs in de hoogste militaire en civiele kringen in Indië - uit van de gedachte, dat Japan de Indische aardolie dringend nodig had. Zo urgent dat het een oorlog met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië riskeerde. Een dergelijke eenzijdige motivatie toe te schrijven aan een grote mogend heid zegt meer van de Indische kijk op de zaak dan van Japan zelf. Uit de goed voorbereide en uitgekiende Ja panse operaties aan het begin van de oorlog in de Pacific blijkt duidelijk, dat Nederlands-lndië maar een neven-ter- rein was. De Japanse negatie van de onmiddellijke Nederlandse oorlogs verklaring op 8 december 1941 spreekt boekdelen. Japan verklaarde pas op 10 januari 1942, dus ruim een maand later, Nederland de oorlog. Tegelijker tijd vielen Japanse strijdkrachten Tarakan (Noordoost-Borneo) en Me- nado (Noordoost-Celebes) aan. De onderwaardering van Japan had tot gevolg een overschatting van het ge allieerde, d.w.z. Amerikaanse poten tieel. Ondanks het beschamende ge beuren in Pearl Harbour op de Hawaii- eilanden was het vertrouwen in de kracht van de Verenigde Staten onge schokt gebleven. Men was er rotsvast van overtuigd dat de Amerikaanse oor logsindustrie in staat was binnen enkele maanden de geleden verliezen op te vullen. Ja, meer dan dat! De Amerikanen zouden binnen korte tijd een dusdanig overwicht aan mensen en materieel in de strijd kunnen wer pen, dat Japan daaronder verpletterd zou worden. Op dat gegeven bouwde men verder. Onze defensie moest er op gericht blijven de Japanse opmars zó lang te vertragen, dat de Amerikanen tijd kregen de ontstane achterstand in te lopen en in een voorsprong om te zetten. Singapore was onneembaar. Ook dat stond vast. Daarom moesten wij de Britten alle steun geven. Dan zou de Japanse opmars op het Maleise Schiereiland ernstig vertraagd, zo niet zelfs tot staan gebracht kunnen wor den. Indien wij onze luchtmacht ter beschik king stelden aan de Britten en onze oorlogsschepen in geallieerd verband de wateren van Zuidoost-Azië be schermden tegen Japanse penetraties, dan restte voor de defensie van het eigen grondgebied het leger. Zowel de Nederlands-Indische regering als de legerleiding waren ervan overtuigd, dat het voor het KNIL onmogelijk was de Japanners op de grote Soenda- eilanden (Java, Sumatra, Borneo en Celebes) te verslaan. Wel was het in staat de Japanse opmars daar zoveel mogelijk te vertragen. Kon dat niet in normaal legerverband, dan moest men de indringers in een guerilla aan zich trachten te binden. Voor zo'n strijdmethode was echter de steun nodig van tenminste de Nederlandse bevolkingsgroep. Het beeld dat de Nederlandse samen leving in Indië in de oorlogsmaanden (december 1941 tot begin maart 1942) te zien gaf, was dat van een geleidelijk groter wordende wanorde. Het begon al met de landing van de Japanners bij Menado. Nederlandse vrouwen en kinderen werden zoveel en zo snel mogelijk naar Java geëvacueerd. Blijkbaar werd de toestand in de z.g. evacuatiekampen in Noord-Celebes zelf niet zo best bevonden of was men eenvoudig-weg bang voor de Japan ners, die zich wellicht zouden vergrij pen aan de Europese vrouwen. Deze vrees werd al spoedig algemeen, extra versterkt door de gruwelverhalen over hetgeen op Tarakan gebeurd moest zijn. Naarmate de Japanse opmars in de Indische archipel vorderde, kwamen steeds meer vrouwen en kinderen in de Buitengewesten in beweging. De met zorg opgebouwde organisaties van het burgerfront verloren door deze massale evacuatie het grootste deel van haar actieve leden. Deze vlucht voor de Japanners nam tenslotte een dusdanige omvang, dat besloten moest worden tot opheffing van de burger dienstplicht in de gebieden buiten Java. Overigens was dit geen typisch Nederlands verschijnsel, want een maand vóór de val van Singapore (1 5 februari 1942) begon reeds de uittocht van Britse, Brits-Indische en Chinese burgers uit het Maleise Schiereiland. Een deel van hen ging ook naar Java. De meesten echter trachtten via de Riouw-archipel de Sumatrawal te be reiken om voornamelijk van Padang uit naar Colombo uit te wijken. Tallozen zijn daarbij ten offer gevallen aan de Japanse onderzeeboten en vliegtui gen. Dit lot was de Nederlandse vluch telingen binnen de archipel bespaard gebleven. Dachten laatstgenoemden, eenmaal op Java aangekomen, veilig te zijn, dan hadden zij het mis. Want terwijl de gevechten in de Buitengewesten nog gaande waren, werd de slag in de Java-zee uitgevochten. Daarop volg den de landingen van de Japanners op vier plaatsen op Java. De angst sloeg weer toe en velen trachtten een plaats in Bandoeng te bemachtigen, in het besef dat die bergstad het laatste Nederlandse bastion zou zijn. Het gevolg van deze ontwikkeling was dat Bandoeng van bestemming veran derde. Van vesting was de stad één evacuatiekamp geworden. Vanzelf sprekend moest het Nederlands-In disch opperbevel besluiten Bandoeng niet tot het uiterste te verdedigen. Men ging er zelfs toe over haar tot open stad te verklaren om onnodig bloedvergieten onder haar inwoners te voorkomen. Geheel volgens plan waren bovendien verschillende open bare instellingen en diensten naar Bandoeng overgebracht. Vóór de val van Batavia op 5 maart 1942 was Bandoeng regeringszetel geworden. Reeds vóór de inval der Japanners op Java waren er besprekingen gaande over het organiseren van een guerilla in de streken rond Bandoeng. In het kader van het uitdrukkelijk verbod van de Nederlandse regering in Londen, dat er geen algemene overgave plaats zou vinden, was het begrijpelijk dat men zijn toevlucht moest zoeken in de strijd in meer los veband, zodra ge organiseerde militaire weerstand niet meer mogelijk bleek. De Australische Blackforce, genoemd naar zijn com mandant, brigadier-generaal Blackburn, en de Britse troepen, waaronder een tweeduizend man RAF-personeel, stem den met deze plannen in. Het voortdu rend ordelijk wijken voor de Japanse invallers stond deze geallieerde troe pen niet aan. Later, op 8 maart 1942, werden zij verrast door het bericht dat generaal ter Poorten toch een alge mene overgave had aanvaard. Deze Australiërs en Britten hebben zich eerst 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 16