Kamp jongen, niets aan de hand
Met mijn vrouw en zoon op bezoek bij de Javaanse dokter
Mangoen Koesomo en zijn vrouw in Ngawi.
Met onze eerste auto, een Ford V8, bij een tocht naar de Zuidkust
van Midden-Java, juli 1941.
In januauri 1946 lukte het me eindelijk van de Pakan Baroe Spoorweg via
Palembang naar Java te komen. In het St. Vincentius Kampte Mr. Cornelis was ik
na 4 jaar eindelijk weer met vrouw en zoon verenigd. Maar het was voor mij -
vooral de eerste dagen - een ontgoocheling dat de gedragingen van onze 14-
jarige zoon niet al te best waren. Na eerst met mijn vrouw in het vrouwenkamp
gezeten te hebben, moest hij naar het jongenskamp in Bandoeng. Eind 1945
mocht hij weer naar het St. Vincentius kamp vertrekken. Maar veel goeds had hij
in het jongenskamp niet geleerd. Behalve dat hij 4 jaar geen onderwijs had
genoten, had hij wel minder prettige dingen aangeleerd.
Een paar dagen na onze hereniging,
vroeg hij mij op een ochtend of ik met
hem mee ging, want hij moest een
karweitje opknappen. Waar het over
ging wilde hij nog niet zeggen. Buiten
het kamp was een grote parkeerplaats
met tientallen auto's. Deze werden
bewaakt door een Ambonse militair.
Mijn zoon vroeg mij of ik op deze
soldaat wilde letten. Als hij zijn kant
op kwam moest ik hem waarschuwen.
Na tien minuten kwam mijn zoon terug
en zei: "Het is gelukt". Hij had twee
richtingaanwijzers van een geparkeer
de auto gesloopt. Hij zei, dat hij die in
Djakarta op de markt zou verkopen.
Toen ik zei, dat hij gestolen had, zei
hij, dat is geen stelen, dat is handig
heid. Dat heb ik in het jongenskamp
goed geleerd.
Toen we met de "Klipfontein" op 30
april 1946 in Holland kwamen, kreeg
hij van ons een fiets. We woonden
tijdelijk in Amsterdam. Zelf hadden we
nog geen fiets. Elke dag ging hij er
enige uren op uit om de stad en naaste
omgeving te leren kennen. Als ik hem
bij thuiskomst vroeg waar hij geweest
was, kon hij het maar heel vaag uit
duiden. Namen van straten wist hij
niet. Op een dag was hij er weer op uit
geweest. Toen ik hem vroeg: "Waar
naar toe?" kreeg ik weer een vaag
antwoord. "Ik kwam bij een heel groot
station - ik begreep het Centraal Station
- en aan de achterkant van dat station
lag een pont. (Dus over het IJ.) Toen
ben ik langs dorpjes gefietst over een
dijk. (De oude Zuiderzeedijk). Ik heb
nog twee bekeuringen gekregen, maar
10
die behoef je niet te betalen".
Hij had nl. door plantsoentjes gereden,
waar het voor fietsers verboden was.
Toen de agent hem hiervoor bekeurde
en al de gegevens noteerde, vroeg hij
o.a. waar hij geboren was. "In Mage-
lang". "In welke provincie ligt dat?"
"In Midden Java". "O, je bent dus in
Indië geboren. Ben je hier pas?" "Ja, ik
woon pas in Amsterdam". "Heb je in
een kamp gezeten?" "Ja, in een
jongenskamp in Bandoeng". "Nou,
dan zal ik dit briefje maar verscheuren,
ga dan maar weg, maar let op de
borden".
Al spoedig werd hij ingeschreven op
een overbruggingsschool voor ge
repatrieerde kinderen. Daar ging het
wel goed. Na een jaar kon hij naar de
overbruggings HBS. Ook daar ging het
naar wens. Ondertussen was ik afge
keurd voor de tropen en kreeg ik een
baan als leerkracht aan de Berg en
Bosschool in Apeldoorn. Maar daar
was geen overbruggings HBS. Mijn
zoon werd nu ingeschreven als leer
ling van de Rijks HBS. Daar ging het
niet naar wens. De leerlingen waren
enige jaren jonger dan hij. En 4 jaar
achterstand in het leren kwam nu
duidelijk aan het licht. Hij vond zijn
klasgenoten onnozele schapen, die
alles deden wat de leraren hen op
droegen. Hij was heel kritisch ge
worden. Het maken van het opgegeven
huiswerk gaf hem veel moeilijkheden.
De eerste tijd na onze terugkomst had
ik hem zelf wel weer wat bijgebracht.
Wel had ik hem gezegd, dat ik hem
niet bij het opgegeven huiswerk zou
helpen. Alleen in noodgevallen doe je
maar een beroep op mij. Met de wis
kunde opgaven gebeurde dat wel eens.
Op een avond zat hij narrig zijn huis
werk te maken. "Lukt het niet?" vroeg
ik hem. "Och, datgaatwel. Maarik ben
nu bezig met plantkunde. Morgen moet
ik dan vertellen, dat er in een tulp zes
meeldraden zitten. Wat heb ik daar
aan?" Ik vermeld hierbij, dat er maar
één ding op z'n verlanglijstje stond:
Techniek. Ik vroeg hem of de andere
leerlingen dezelfde kritiek hadden als
hij. "Och, die sufferds zeggen, dat wat
de leraar heeft opgegeven, moet je
maar goed leren". Ik had al lang be
merkt, dat hij in veel opzichten erg
kritisch was geworden. Hij zei: "Ik heb
zo'n grote achterstand bij het leren, als
ik later de techniek in ga heb ik ertoch
niets aan, dat een tulp zes meeldraden
heeft. "Na veel gezeur kon hij na de
HBS ingeschreven worden als leerling
van de autotechnische school te Drie
bergen. Dit werd zijn ideaal. Nu kon hij
iets doen waarmee hij later in Amerika
zijn brood kon verdienen.
Amerika
In de eerste vliegbrief, die we van hem
ontvingen, meldde hij, dat hij een baan
had bij de Los Angeles Times. Dit is
één van de grootste dagbladen. Wij
begrepen dit niet goed, aangezien hij
een technische opleiding had genoten.
In onze volgende brief vroegen we dan
ook of hij nu was overgegaan naar de
journalistiek. Later kregen we de ont
knoping. De Los Angeles Times bezat
een wagenpark van meer dan 500
auto's. Bij die afdeling was hij te werk
gesteld. Na enige jaren kreeg hij de
leiding van het gehele wagenpark.
Na 10 jaar kwamen ze met vakantie
naar ons land. Toen ik hem vroeg, hoe
het hem financieel gegaan was,
antwoordde hij: "Bij de krant heb ik
heel goed verdiend, maar bij mijn
avondwerk heel wat meer". Hij had nl.
naar de scooterfabriek met het merk
"Vespa" geschreven, dat hij in Holland
op een "Vespa" had gereden, maar dat
er in de USA geen enkele scooter te
(lees verder volg. pag. 1e kol. bovenaan)