Een mailboot bij Timor Laut vergaan (I) Een ander naar zijn beste krachten te helpen is de hoogste taak. Sophocles Een handelsprauw op de rede van Toeal (Kei-eilanden) omstreeks 1925. (Archief: J. J. van Doesburg, oud-gezaghebber bij de Gouvernements Marine) door F. C. Backer Dirks Bij zo'n titel zal bij oud-Indisch gasten de schrik om het hart slaan. In hun gedachten zien zij al één van die luxueuze reusachtige Indië-vaarders, aan boord waarvan alles in het werk gesteld wordt om de passagiers te behagen. Wat is er dan toch gebeurd en wie van onze kennissen zat daar aan boord. In Indië waren wij Europeanen verre in de minderheid en in zo'n situatie is het gebruikelijk, dat we elkaar kenden en met elkaar meeleefden. Momenteel doet in Holland de ronde dat de mensen uit Indië elkaar allemaal kennen. De in de titel gebruikte woorden komen voor in de Korte kronijk der voornaamste gebeurtenissen in Indië met betrekking tot de handelingen der Europeanen aldaar: '1880 Schipbreuk der Ned.-Indische mailboot 'Merapi' nabij Timor Laut (27 december).' De boosdoener van de schrik, die door de gelederen van de Europeanen ging is de uitdrukking 'mailboot'. Deze term werd in onze tijd, d.w.z. in de 20ste eeuw gebezigd voor schepen, die pas sagiers vervoerden, hetgeen in principe onjuist is, want het in onze taal in geburgerde woordje 'mail' is afkomstig uit het Engels, waarvan de vertaling is: postzak, brievenpost. Het is wel eens goed om er even bij stil te staan dat onze brieven niet meer per boot of trein worden vervoerd, doch als gevolg van de ontwikkeling van de techniek in hoofdzaak door de lucht. Zelfs het vervoer van mensen heeft in hoofdzaak door de lucht plaats. Een 'mailboot' bestaat tegenwoordig om zo te zeggen niet meer. In het geval van de 'Merapi' is de term 'mailboot' nog goed op z'n plaats; de 'Merapi' bracht de post aan. De schip breuk speelde zich ruim een eeuw ge leden af toen in de wateren van Neder- lands-lndië zeeroverij en slavenhandel nog aan de orde van de dag waren, ofschoon de Regering (Gouverneur- Generaal Johannes van den Bosch) reeds jaren geleden het fnuiken van deze ongerechtigheden ter hand had genomen. Voor dit doeleinde was aanvankelijk aangewezen de koloniale marine onder leiding van majoor M. D. H. Kolff. In 1840 werd zij op geheven, omdatzij niet voldeed. Enige jaren later verscheen ten tonele de civiele instantie, de Gouvernements marine ter handhaving van rust en orde (1861). Het was de courant 'Oostpost' van vrijdag 11 februari 1 881die als eerste op het gebeuren met de 'Merapi' wees met: 'Het stoomschip 'Merapi' van de N(ederlandsch) l(ndische) Stoom vaart) M(aatschappij), dat de reis naar de Molukken en Nederlandsch Nieuw-Guinea maakt, moet volgens de Java-Bode reeds veertien dagen geleden te Soerabaia zijn aange komen. Hoewel er nog geen bepaalde re denen tot ongerustheid bestaan, is toch een andere boot de 'Vice Pre sident Prins' Zaterdag van Batavia vertrokken om de 'Merapi' op te sporen.' Na dit kondschap bleef het een hele tijd stil aan dit front. Oorzaak: de destijds (vorige eeuw) bestaande communicatie, die om zo te zeggen nihil was. De 'Merapi', gebouwd in 1875 op de Engelse scheepswerf Caird Et Co te Greenock, een schip van 606 ton en 80 pk, maakte onder bevel van kapitein C. A. Steur zijn bij contract toegestane 45 daagse reis Soerabaia, Ambon, Banda, Nieuw-Guinea, Aroe eilanden, Tanimbar eilanden, Timor archipel, Ampenan, Makassar, Soera baia. Eind februari nam de Java-Bode het voortrekkerschap op zich door de stilte om deze gehele affaire te ver breken en duchtig van leer te trekken: 'Van de Nederlandsch Indische Stoomvaart Maatschappij ontvangen wij het treurige bericht, dat de 'Vice President Prins', volgens een gister middag ontvangen telegram, te Soerabaia is terug gekomen, zonder een spoor van de 'Merapi' te hebben kunnen ontdekken. Zooals men weet, is eerstgenoemde boot den 4den Februari van hier uit op onderzoek uitgegegaan en heeft de hele route van de 'Merapi' af- gestoomd. Den 1 5den dezer is de 'Banda', kapt. Cramer, van Ampe nan uit, denzelfde onderzoekings tocht nog eens begonnen. Wordt het geen tijd dat het Gouver nement ook een of meer zijner schepen uitzendeHollandsche onderdanen en Hollandsche eigen dom zijn zoek, zijn misschien prooi van wilden of zeeschuimers. Een Gouvernement, vooral een absoluut Gouvernement, behoort te zijn een Vader des Volks. Welnu, het toone thans zijn vaderlijke zorg en zijn bereidwillige, vaardige hand!!!' Hiermede had de 'Java-Bode', zoals naderhand bleek wel de vinger op de wonde plek gelegd, want inderdaad was van regeringswege niets uit ge gaan. Erger nog, het gewestelijk be stuur te Amboina had niet eens een vinger uitgestoken om de zoekactie van de 'Vice President Prins' te doen slagen. Kapitein Timmermans van dit schip werd de meest elementaire hulp - het meegeven van een radja-loods - niet aangeboden. Dit valt af te leiden uit het mailrapport nr. 442 van 1881, waarin opgenomen een brief van J. A. Schroder, Hoofdagent van de N.I.S.M. te Batavia van 12 mei 1881 aan de Directeur van Binnenlands Bestuur inzake deze zoekactie, vermeldende o.m.: 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 8