ll— T— UT Hl 'I— - -
behulp van bijlen en kapmessen
op baldadige wijze vernield; dit ge
schiedde in gevolge het bijgeloof dat
een stranding van een schip allerlei
rampen en onheilen, als ziekten en
hongersnood overde bewoners van de
kust zou brengen. Deze zaak zou - zo
besloot Resident Riedel - op een vol
gend tournee nader worden onder
zocht. Voorlopig mocht men blij zijn
dat de ruwe bevolking van kampong
Oelilit de opvarenden van de 'Merapi'
vergund had meer dan twaalf weken in
hun kampong te verblijven zonder hen
enige overlast aan te doen, terwijl zij
hen voorts - ofschoon tegen hoge
prijzen - van voedingsmiddelen had
voorzien.
De 'Tagal' had niet veel later moeten
komen; dat zou desastreus geweest
zijn. Kampong Oelilit en omstreken
kon niet voldoende levensmiddelen
voor de schipbreukelingen meer leve
ren en bovendien hadden die zeelui
niets meer bij zich om tegen etens
waren te ruilen.
Aan boord van de 'Tagal' was intussen
een ieder in de weer om zoveel moge
lijk mensenlevens te redden. Snel de
schipbreukelingen aan boord halen en
dan volle kracht opstomen naar de
thuishaven Amboina omdat het schip
nagenoeg geen medische verzorging
kon bieden. Ofschoon dit met het oog
op het slechte weer niet helemaal van
gevaar ontbloot was zette Gezagheb
ber Smits alle sloepen in voor het
ophalen van de zes Europeanen en 78
Inlanders. Zij verkeerden in uitgeputte
toestand; geen van hen bleek in de
eerste dagen in staat te zijn gestelde
vragen behoorlijk te beantwoorden.
After all hadden zij twaalf weken daar
ter plaatse tussen de woeste inboor
lingen doorgebracht, die waarschijnlijk
nimmer te voren met Europeanen in
aanraking waren geweest. Gelukkig
hadden zij van die bewoners geen
overlast gehad, hoezeer - aldus het
Koloniaal Verslag - men alles duur had
moeten betalen.
Eerst toen de laatste sloep de kust had
verlaten gingen de inboorlingen tot
het plegen van roof over, waarschijn
lijk omdat zij gerekend hadden op een
vergoeding. Geroofd werden door de
equipage van de 'Merapi' geredde
goederen, volgens latere verklaringen
van de gezagvoerder tot een waarde
van ongeveer f 1500,— en ook de
postpakketten en scheepspapieren. In
derdaad scheen gezagvoerder C.A.
Steur van de 'Merapi' de inboorlingen
uitzicht op een vergoeding voor het
aan de schipbreukelingen verschafte
onderkomen te hebben gegeven, doch
bij embarkement aan boord van het
s.s. 'Tagal' verkeerde hij in een
zodanige staat van uitputting dat hij
zich die belofte niet kon herinneren.
Op weg naar de thuishaven Amboina
stierven nog twee Inheemse opvaren
den van de 'Merapi' aan de gevolgen
van uitputting.
Het was de dag des Heren 27 maart
1881 toen het s.s. 'Tagal' de mooie
baai van Amboina binnen voer en
Gezaghebber Smits de telegraaf liet
overhalen ten teken dat het einde van
de reis wel zeer nabij was. Het schip
meerde af op het moment, waarop de
kerk uit ging. Alras was het stadje in
grote beroering. De stroom kerkgan
gers nam de kortste route naar de
haven om te 'nonton'. Zieke op
varenden van het s.s. 'Merapi' werden
met ziekenwagens naar het militaire
hospitaal vervoerd, de meer gezonden
werden overgedragen aan de agent
van de Nederlandsch Indische Stoom
vaart Maatschappij te Amboina, de
heer H. M. Botten.
Drie weken later, op dinsdag 12 april
1881 kwam het Makassaarsch Han
delsblad uit met:
'Kapitein C. A. Steur en de verdere
bemanning van de vermiste 'Merapi'
zijn gisteren per s.s 'Banda', kapitein
Cramer, van Amboina via Boeton
alhier aangekomen. Verdere berig-
ten luiden dat genoemd 'Merapi' in
een der donkere en buiige nachten
van December l.l. op een der
menigvuldige onbekende reven van
Tenimber-Archipel zoodanig is ge-
loopen, dat het reddeloos verloren
was en bemanning zich in booten
naar 't naburig eiland Timor-Lauth
had moeten redden alwaar zij in al
dien tijd, overgelaten aan hun lot de
grootste ontberingen hebben moe
ten verduren en blootgesteld zijn
aan alle mogelijke ruwe en dief
achtige handelingen der bevolking.
Gepasseerde maand maakte de
Gouvernements stoomer 'Tagal'
met den Resident van Ambon, zijne
verschijning op die plaatsen, red
den hun uit dezen benarden toe
stand en bragt hun allen te Ambon
aan.'
Dit bericht impliceerde dat de vermisten
in de bewoonde wereld terug waren.
In de 1 9e eeuw lag namelijk Makassar
nagenoeg op de Oostgrens van het
gebied van de Indische archipel,
waarmede men vertrouwd was. Einde
van het drama.
Hiermede zijn we gekomen aan het
einde van onze historische reminis
centies omtrent de ramp van de mail
boot 'Merapi'. Het optreden van de
'mannen van de witte boot', d.w.z. van
de Gouvernements marine, in de volks
mond de 'Setengah Kompenie' bij het
zoeken naar en het redden van de
schipbreukelingen werd door de auto
riteiten zeer gewaardeerd. Resident
J. G. F. Riedel legde dit neer in een
schrijven van 28 maart 1881 nr. 948
aan de Vice-Admiraal, Kommandant
der Zeemagt en chef van het Depar
tement der Marine in Ned.-lndië J. van
Gogh, waarop de Vice-Admiraal bij
schrijven van 26 april 1881 nr. 5215
de Gezaghebber van het Gouverne
ments stoomschip 'Tagal' B. A. Smits
'zijne byzondere tevredenheid betuigde
voor de beleidvolle wijze, waarop door
hem in moeyelijke omstandigheden,
de reis naar de Timor Laut archipel is
volbragt en de redding van de schip
breukelingen van het Nederlands In
dische stoomschip 'Merapi' is bewerk
stelligd.'
De eigenaresse van het s.s. 'Merapi' de
Nederlandsch-lndische Stoomvaart
Maatschappij heeft het optreden van
de mannen van het s.s. 'Tagal' na
tuurlijk ook zeer gewaarderd. Zij gaf
daaraan echter op een heel wat later
tijdstip uiting. Op 12 februari 1883
ging van de Marine Superintendant B.
C. de Jong van de N.I.S.M. aan de heer
B. A. Smits, Gezaghebber van het
stoomschip der Gouvernements Marine
'Tagal' een schrijven uit met de woor-
(lees verder volgende pagina)
29
Huis van de Resident van Amboina, omstreeks 1925.
(Foto: Archief J. J. van Doesburg, oud-Gezaghebber bij de Gvt. Marine)