zwe tussen en i®n door VICTORIA KAULBACH naar gegevens van Henk van Eek (li) OP WEG NAAR INDIË Na ruim eeri jaar te hebben gevaren als stuurmansleerling bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland, bezocht Henk de Zeevaartschool in Amsterdam om daar te studeren voor het diploma van 3e stuurman voorde Grote Stoomvaart. Dit staatsexamen werd door hem in september 1931 afgelegd in Den Haag en op 18-jarige leeftijd werd hem dit zo begeerlijke document uitgereikt. Nu zou zijn loopbaan kunnen beginnen. Reikhalzend keekhij uitnaarde dag waarophij naar Indië zou worden gezonden om daar voor enige jaren te gaan varen in "de gordel van smaragd". Dit liep echter niet zo vlot als Henk zich wel gewenst had, omdat hij zijn militaire dienstplicht nog niet had ver vuld. Hierdoor zou hij later de kans lopen te worden opgeroepen tijdens zijn diensttijd bij de KPM. Om dit te voorkomen had de KPM in overleg met de Marine een zodanige regeling ge troffen, dat Henk vóór zijn uitzending naar Indië, vervroegd in dienst kon treden bij de Marine in Nederland. Dit zou dan kunnen plaatsvinden "op de voet van vrijwilliger" en voor een periode die uiteraard gelijk was aan die van een dienstplichtige. Zijn con tractuele vaartijd van 4 jaren bij de KPM zou dan niet behoeven te worden onderbroken. Na zijn diensttijd. Teruggekeerd in zijn dorp behoefde Henk niet lang te wachten op een brief van de KPM, waarin zijn uitzending naar Indië werd aangekondigd. Maar dat ging zo maar niet! De hoera- stemming van Henk werd snel getem perd, want voordat hij aan boord kon stappen, moest hij terdege worden voorbereid op zijn leven in Indië. Hoe dan ook, Henk als "totok" had natuurlijk Indië wel bezocht als 16-jarige knaap, maar op de reizen had hij geen steden bezocht, niets van de welige binnen landen gezien; alleen de havensteden kende hij een beetje. Hij had enkele kampongs dichtbij de haven bekeken, had langs de kade op Priok gelopen, de haven van Batavia, had langs de Oedjong geslenterd in Perak, de haven van Soerabaia, en was weer snel aan boord geklommen. Trouwens - het leven in die kroegen werd voor deze prille jongens als gevaarlijk afgetekend. De cursus werd gegeven in het Kolo niale Instituut aan de Linnaeusstraat. Henk werd in een hotel in Amsterdam ondergebracht, samen met zo'n twin tigtal jongelui. Het Koloniale Instituut - ja, dat heette toen nog zo; het woord "koloniaal" had toen nog een goede klank! Wat behelsde deze cursus feite lijk in het begin van de dertiger jaren? Het leven in Indië dat feitelijk onver gelijkbaar was met dat in Holland. De hitte, de hygiënische toestanden om je gezond te houden. De jongelui kregen platen te zien van alle denk bare ziekten in de tropen, zoals fram- boesia, lepra, malaria en dysenterie. Verder werden ze voorgelicht over het eten, over de verschillende bevolkings groepen, en dan natuurlijk de taal; Maleis dat 3 uren per dag intensief werd onderwezen. Henk werd altijd met ontzag vervuld als hij het Instituut binnenliep: daar was de pronkkamer van de oude Gouverneur-Generaal te zien met de ebbenhouten meubels. Dan de prach tige maquettes van een suikerfabriek, een thee-plantage, een sawah, een kampong - alles was even interessant. Henk zag het interieur van een moskee, leerde iets over de Islam. Hij maakte kennis met de geweldige rijkdom van dat gebiedsdeel en zijn hart popelde om dit alles weer te aanschouwen. Hij was nu jaren ouder geworden. Zouden zijn herinneringen aansluiten aan wat hij zou weerzien? Na een maand intensieve lessen over Indië thuisgekomen, lag daar dan ein delijk het bericht, dat hij met het m.s. "Sibajak" naar Indië kon vertrekken. Zijn toekomst en carrière bij de KPM was dus verzekerd. Hij vertrok met blijdschap naar Indië. Reizen als passagier aan boord van een schip was iets nieuws voor hem. Een reis, omgeven met alle luxe die men zich kan denken: een eigen hut, een jongen die de hut verzorgde, een zwembad, 's avonds gezellige enter tainments en de ongelooflijk uitge breide diners. Het eerste wat Henk deed toen hij aan boord stapte, was uiteraard zijn hut opzoeken. Dat gaf geen moeilijkheden, want op het passagebiljet was het nummer van de hut al vermeld. Alle familieleden, alle "wegbrengers" moch ten aan boord, waar zij alle drukte van een vertrekkend zeeschip meebeleef den en schip en hut bewonderden, tot aan het ogenblik, dat er een bediende met een gong aankondigde dat het tijdstip van vertrek ging aanbreken en dat alle wegbrengers afscheid moesten nemen en het schip verlaten. Dit werd nog eens onderstreept door een geweldig gebrul van de scheeps- fluit dat door merg en been ging. De valreep werd opgehaald en de verbin ding met de wal was verbroken. Op de kade stonden veel mensen te roepen, te wuiven en afscheidsgroeten te schreeuwen, dit alles begeleid door vrolijke muziekklanken van het orkest en het werpen van serpentines, die aan dek van het schip werden uitge deeld. De trossen werden losgegooid en dan was het definitief - de aller laatste verbinding met familie, vrien den, kennissen én Nederland was ver broken, terwijl de "Sibajak" zich lang zaam, erg langzaam verwijderde van de kade. Nog een niet meerte verstane groet, de mensen werden kleiner en kleiner op de kade! Opleiding kwartiermeester o.l.v. onze schipper.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 14