Eerst was er oerwoud
en toen was er koffie
BU DE VOORPLAAT
De prachtige voorplaat-foto van
de Oranje Stephenotis van onze
vorige Moesson (15 jan '88) is
gemaakt door J. F. Berkhoudt.
Die voorplaatfoto is weer een van die mysteries waar ons archief vol van zit. Wie,
waar, wanneer, waarom, vragen die onbeantwoord zullen blijven als je niet je
eigen herinnering en verbeeldingskracht laat meehelpen deze indrukwekkende
plaat een verhaal mee te geven. Een verhaal? Een stuk cultuurhistorie, een
verhaal van mensen in een land, met een vruchtbaarheid die om ontginning
schreeuwde.
Een paar feiten die onomstotelijk vast
staan van deze bijna 100 jaar oude
foto: de mensen erop leven niet meer.
Hun achterkleinkinderen zullen dit stuk
oetan waarin dit gezelschap zich liet
fotograferen nooit betreden, want die
oetan bestaat niet meer.
Een weekje Schwarzwald voor f 499
exclusief zal misschien de enige ken
nismaking zijn met een bos. Zou een
van de achterkleinkinderen nog een
afdruk van deze foto bezitten? Laten
we aannemen van wel en laten we
hem A. noemen. "Mijn overgrootvader
komt uit Indië, ergens in Oost-Java
moest hij een stuk grond ontginnen
om er een koffieplantage aan te leggen,"
vertelt hij terloops aan vriend B.
"Zo", zegt B. "mooie grootouders heb
jij gehad. Daar heb ik net een afschu
welijk rapport over gelezen. Wat daar
niet allemaal over jullie (ineens spreekt
hij over "jullie", A. is voor zijn leven
gebrandmerkt als "koloniaal", dat kan
hij op zijn klompen aanvoelen) is op
getekend. Genoeg om je eeuwig over
te schamen dat je nog familie hebt die
uit Indië komt!"
Waarop A. spoorslags naar de boek
handel gaat en het Rhemrev rapport
"Koelies, planters en koloniale poli
tiek" koopt voor f 35,-. Nadat hij twee
hoofdstukken gelezen heeft verscheurt
hij de oetan-foto die hij altijd zo mooi
heeft gevonden en neemt een borrel.
Wat een horror-story, uitgehongerde
landarbeiders, vermoord, afgeranseld.
Twee Manillanezen die een dracht
slagen krijgen (A. weet 50 Nederlan
ders die hij 100 dracht slagen zou
willen toedienen) een zekere mevr. F.
in Medan die een baboe met een
gendie op het hoofd slaat zodat het
bloed uit de wond drupt (wat anders,
stroop soesoe zeker?) en dan mijnheer
D. die een Japans meisje met een
bloempot in het gezicht slaat. Nou ja
zeg, hoe haalt hij het in zijn hoofd,
ofschoon, het Japanse meisje zat in
een Japans bordeel en wat ze hier met
prostituees doen is net zo erg. Ze
schijnen daar in Indië wel met aarde
werk te werken! Kortom een boek vol
(bewezen) wandaden t.a.v. een weer
loze bevolking die zich voor een hon
gerloon het vuur uit de blote kaki's
liep om de blanken hier in Nederland
van thee, koffie, kina, rubber te voor
zien.
Net toen A. zich voorgenomen had
geen woord meer te spreken tegen
tante Leen (niet tante Lien hoor) die
een nog levende nicht is van zijn
overgrootmoeder, krijgt hij het boekje
"De koffiecultuur" door J. Hagen, oud
planter in handen. Mooi boekje met
alles over ontginning, planten, oog
sten en verwerking van de koffie.
Mooie foto's, mooie kampongs aan
gelegd voor de arbeiders. Java-koffie
behoort tot de beste ter wereld, de
koffie-ondernemingen tot de best be
stuurde. A. denkt: "Potdorie, knap stuk
werk toch van overgrootpa en zijn
collega's. Hadden ze dan nog tijd om
de koelie's af te tuigen? En hadden ze
dan hun mond niet kunnen opendoen
toen die smerige politiek, dat gesjacher
met dat werkvolk plaats had. En wat
deed die bevolking dan terug, ze waren
toch in grote meerderheid? Waren het
nou allemaal zulke rotbelanda's of is
die mijnheer Rhemrev alleen een sjag-
rijnige socialist?"
Ineens gaat A. twijfelen, elke medaille
heeft twee zijden. Moet hij nu alle
goede verhalen van planters leugens
noemen? Nu krijgt hij toch de pest in
dat hij die mooie foto verscheurd
(lees verder volg. pag., 3e kolom onderaan)