O Indië in het onderwijs Naar Indonesië op eigen houtje? TE GEK Dit en volgend schooljaar zullen leerlingen in het voortgezet onderwijs (VWO, HAVO, MAVO, LBO) die geschiedenis in hun vakkenpakket hebben, onder meer moeten weten wat de petitie Soetardjo inhield. Het centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis en staatsinrichting heeft deze jaren namelijk als onderwerp "Nederland en Nederlands-lndië 1918-1 949" en "de afbraak van het Britse en het Franse wereldrijk". Deze onderwerpen zijn niet vrijblijvend, maar bij circulaire d.d. 28 mei 1986 verplicht gesteld door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. In dat ministerieel rondschrijven wordt ook aangegeven welke stof minimaal behandeld moet worden 1en welke literatuur docenten kunnen raadplegen 2). "Het simplificeren van de stof, dat is ons vak". Dat zei mij laatst de heer T. van der Geugten, docent aan "De Witte Lelie", een lerarenopleiding Geschiedenis te Amsterdam. "De conclusie die je dan meteen kunt trekken," vervolgt hij, "is dat het aan degene ligt die de pen hanteert in welke mate de gechiedenis in boeken vereenvoudigd wordt voorgesteld en dus wordt doorgegeven aan leerlingen. Onderwijs en Wetenschappen bepaalt welke onderwerpen in ieder geval be handeld moeten worden, maar hoe dat gebeurt, daar blijft men verder buiten. In de praktijk is het gewoon zo dat een aantal uitgevers zich met de ministe riële circulaire in de hand naar enkele broodschrijvers spoedt met de op dracht om zo vlug mogelijk een of meer leerboeken te schrijven over het onderwerp waarin geëxamineerd gaat worden. Die boeken worden dan ook in no time geschreven. Vervolgens worden pre sentexemplaren naar alle leraren Ge schiedenis gestuurd en die kiezen uit het aanbod welk boek zij op hun school willen gebruiken. Bij wijze van spreken zou er in die boeken de groot ste onzin kunnen staan, geen haan die er van overheidswege naar kraait. Dit jaar gaat het examen dus ook over Indië en het is pure bofalsereen leraar voor de klas staat die zelf iets weet van Indië opdat hij hetgeen in de school boeken staat kan aanvullen of van kanttekeningen kan voorzien. Het vak Geschiedenis zit trouwens al een paar jaar in een verdomhoekje. In de huidige "no nonsense"-sfeer van deze regering en met de oproepen aan vooral meisjes om toch vooral exacte vakken te kiezen, ligt het kiezen voor Geschiedenis niet voorde hand. Op dit moment heeft zo'n 70% van de leer lingen in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs geen geschie denis in het vakkenpakket. Dat wil zeggen dat 70% van alle leerlingen na hun 1 5e jaar niets meer over geschie denis leert! Historisch besef van bij voorbeeld Indië en Indische mensen bij de komende generatie wordt dan een beetje moeilijk. De overige 30% leert wat hen op school via boeken geleerd wordt." Met het oog op het komende schrif telijk eindexamen Geschiedenis over Indië zijn 6 leerboeken verschenen. Daarop komen wij de volgende keer terug. Dat dan zal blijken dat het beruchte deel 11A van dr. L. de Jong de belangrijkste bron voor de auteurs van de schoolboeken is geweest, zal niemand meer echt verbazen. 1) In Moesson van 1 oktober 1986 is de lijst van de te behandelen onder werpen gepubliceerd. 2) Literatuur Algemene Geschiedenis der Neder landen, deel 14 en 15, Haarlem 1979 en 1982; A. F. Manning e.a. (red.). Onze jaren. De wereld na 1945, Geschiedenis van de eigen tijd, Amsterdam 1976 (2e druk); J. Bank, Katholieken en de Indone sische revolutie, Baarn 1983; H. Baudet en I. J. Brugmans, Balans van beleid, Assen, 1961; J. G. de Beus, Morgen bij het aan breken van de dag, Rotterdam 1977; I. J. Brugmans e.a., Nederlands-lndië onder Japanse bezetting 1942-1945, Franeker 1961 Ide Anak Agung Gde Agung, Twenty years Indonesian foreign policy 1945-1965, Den Haag 1973; L. de Jong, Het Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereldoorlog, deel 11 a, b. Den Haag 1 984; Mochtar Lubis, De geschiedenis van Indonesië, Den Haag 1979; J. Morriën, Indonesië, los van Hol land, Amsterdam 1982; J. M. Pluvier, Overzicht van de ont wikkeling der nationalistische be weging in Indonesië in de jaren 1930 tot 1942, Den Haag 1953. RALPH BOEKHOLT Moesson beschikt overcomplete logeeradressen-lijsten van guest houses, particuliere adressen, etc. Inlichtingen tel. 070 - 54 55 00 Tante Jeanne is een schat van een vrouw. Geen familielid of kennis die het over zijn hart kan verkrijgen om niet even bij haar aan te keren wanneer men toe vallig in de buurt is. Als men at twijfelt dan is het maar om één ding: tante laat je niet zomaar gaan. Niet dat ze je urenlang gijzelt om maar wat aanspraak te hebben - tante is geen zielig eenzaam figuur - maar het is haar eer te na om een gast, verwacht of niet - met een lege maag te laten gaan. Daarom wordt bij de begroeting meestal direkt gezegd "Tante, ik blijf maar even hoor, alleen u even groeten. Ik heb straks nog"en dan volgt een leugentje om bestwil. Tante lacht dan hartelijk en zegt "niet zo dan, ik zie je al zo weinig". Ais ze met de koffie binnenkomt, staan in de keuken ai drie pannen en een stomer op het vuur. Na een paar minuten staat tante op en al verder pratend - daardoor va it niet direkt op wat ze gaat doen - dekt ze de tafel. Pas wanneer als alles in schalen op tafel staat en tante zegt "Kom, klein hapje maar" besef je dat het te iaat is. Eén keer is er iemand geweest die tante heeft weerstaan. Het is waar, hij moest inderdaad op tijd op een afspraak zijn, maar later klonk het bijna als een schuld belijdenis toen hij vertelde. "Al een paar keer had ik gezegd "echt niet tante, echt niet, ik moet dadelijk weer weg". Maar ze had toch alles op tafel gezet. Toen ze eindelijk inzag dat ik het meende, gebaarde ze zo van "zeg maar verder niks" en als een hoopje verdriet bracht ze alles weer naar de keuken. Ik kon werkelijk door de grond gaan en zei "heus tante' de volgende keer blijf ik langer." "Ga maar gauw" zei ze toen ik haar groette "anders kom je te laat". Weet je, ik heb toen die afspraak laten schieten en ben naar huis gegaan. De hele avond heb ik me beroerd gevoeld. Te gek eigenlijk. RALPH 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 4