BEVRIJDING het zou hem veel goed doen van de geportretteerden iets te horen. Indien u liever in het Nederlands schrijft, kunt u uw brief aan de redactie van Moesson zenden, die dan wel voor de vertaling en de verzending zorg zal willen dragen. C. VAN HEEKEREN Dutch internees being reassured by the crew of a Dakota aircraft before take-off. We zullen ons allemaal nog wel herinneren dat in 1945-'46 de Nederlanders in Indië nogal verbitterd waren over de houding van onze Engelse bevrijders. Toch is het goed te beseffen dat er aan deze zaak ook een andere kant bestond en dat er veel positiefs is verricht door de Britten. Dat bleek mij weer eens, toen ik via een goede vriend een blad in handen kreeg van het 31e squadron van de R.A. F., dat na de bloedige strijd in Birma overgeplaatst werd naar Indië en in november 1945 terecht kwam op het vliegveld Kemajoran om van daaruit gevangenen in diverse kampen weg te halen. Die operatie had zijn prijs, want twee complete bemanningen gingen daarbij verloren. In een van die vliegtuigen zaten ook twintig Britse soldaten. Dat vliegtuig werd vlakbij Batavia (ik vermoed Bekassi) neergehaald waar de bemanning en de soldaten door de bevolking werden vermoord. De totale verliezen van het Britse leger bedroegen in die tijd 1000 man, meer dan de Falkland-oorlog aan slachtoffers eiste. De vliegtuigen bevrijdden meer dan 100.000 gevangenen waarbij de schrijver van het bovenbedoelde artikel zich nog de namen herinnert van Ambarawa, Solo en Bandoeng (Andir). Hij schrijft ook nog, dat vele mensen aan boord van de vliegtuigen moesten worden gedragen en dat er ettelijke tijdens de vluchten naar Batavia en Singapore zijn overleden. Hij stuurde bijgaande foto (blijkbaar uit een tijdschrift geknipt) en vraagt of er nog mensen zijn die zichzelf op die foto herkennen. Hij meent dat die foto werd genomen op het vliegveld Andir bij Bandoeng. Zijn adres is: J. Overton, Forge Cottage 5, Poringland, Norwich, Norfolk 14 7ST. Engeland. De gezondheid van de heer Overton laat te wensen over en diep groen van kleur zijn, omgeven door vrij hoge vulkanen. Henk had het geluk via het plaatsje Endeh naar de meren te kunnen gaan. Pas in 1914 zijn deze meren ontdekt. Teveel eiland jes, te weinig ambtenaren en te weinig interesse voor de schoonheid van Indië? Vanuit Endeh werd de reis voortgezet via Alor (Kalabahi) naar het eiland Timor, waar op de reede van Koepang werd geankerd en vanwaar de terug reis zou gaan beginnen. Teruggekomen in Endeh werden uien, copra, geiten en rood-bruine "sappi's" voor de slachterijen op Java ingeladen. Toen werd de reis voortgezet naar het eiland Soemba, waar de plaatsen Waingapoe en Waikelo werden aange lopen. Het waren slechts kleine neder zettingen en uiteraard geen haven. Het schip ankerde op de reede en de aanwezige lading en vee werd vanaf het strand naar het schip vervoerd. Hier werden de eerste paardjes de "Sandalwoods" aan boord gebracht. Deze paardjes zijn klein van soort - het is een soort pony - dat veel in het wild voorkomt en een geweldig uithoudings vermogen bezit. De paardjes werden in het wild gevangen en verzameld in een "gouvernementskraal" die zich in Waingapoe bevond. Zij werden later veel als sado-paard (rijtuigpaard) ge bruikt. Ook het KNIL maakte van deze paardjes gebruik. Vanaf het eiland Soemba werd naar Soembawa gevaren, naar Bima, waar het schip op de heenreis ook reeds was geweest. Ook nu weer werden er uien, huiden in tientallen bij elkaar gebonden, geitenvellen en copra in geladen en natuurlijk weer de nodige dieren, vee van alle soorten en vele rassen, doch merendeels witte sapi's en karbouwen voor Java. De witte stieren werden gebruikt als trekdier voor de bekende "grobaks". Voor al deze dieren was ervoldoende voer aan boord, zoals hooi, rapen en bladvoer. De reis ging dan verder naar Lombok, waar de laadkoelies het schip ver lieten; zij werden bedankt en betaald voor hun geleverde werk en speciaal voor hun aandeel in het laden van dieren. Het schip met de levende have leek nu echt op een verkleinde arke Noach, maar er ontbraken nog enkele exem plaren: de varkens van Bali - het meest belangrijke en begeerde export-artikel. Deze "babi's" liepen de kampong rond. Wanneer zij volwassen waren, werden de varkens aan de Chinees verkocht voor export. Het transport was uniek. Hangend in cylinder-vormige manden, werden de babi's aan draagstokken naar de kustplaats getransporteerd. Ze werden dan in de "krandjang" (mand) aan boord gehesen en in lagen aan dek opgestapeld. Voor elke 100 varkens ging er één verzorger mee die de dieren gedurende de reis naar Tandjong Priok voerde en te drinken gaf en ook met water afspoot. Dat er op Bali varkens worden gefokt, komt omdat het aan de Balinezen, als volgelingen van het Hindoeïsme ge oorloofd is varkensvlees te eten. Dat is met de Mohammedaanse Javanen niet het geval. Bali heeft daarom een monopolie-positie in de varkensteelt en het is eigenlijk onnodig om de overbekende "babi goeling" te noemen, die in geheel Indië bekend was. Op de hierboven omschreven wijze vol beladen, keerde het ms. "De Klerk", ook wel de "veeboot" genoemd, weer terug naar de thuishaven Tandjong Priok, waar het vee werd gelost, het schip schoongemaakt en alles in ge reedheid gebracht voor een volgende reis. (wordt vervolgd) 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 11