De heer Jahn, geheel rechts op de foto, vader van A. J. Jahn die het artikel over de Oosthoekbode schreef had een gerenommeerde steno-type school aan de Bromostraat "Wie wil die kan". Zijn steno methode die hij zelf had samengesteld bleek later gelijk te zijn aan die van Schoevers. In 1930 verhuisde de familie naar het huis aan de Gandeanstraat waar zij het drukkersbedrijf en de kantoorboekhandel beheerden. Na de dood van de heer Jahn werd zijn vrouw directrice. tinnen soldaatjes te vergroten. Het stond prachtig, een hele lange rij glimmende soldaatjes, te voet en te paard. Helaas, dit legertje was maar een korte levensduur beschoren, want zodanig zonder enig pardon en onder hevig protest, verhuisde het net ge maakte legeronderdeel weerlinea recta de smeltkroes in. De krant moest uit, dat was primair. Hadji verschijning. Een andere, minder leuke herinnering aan de drukkerij was, dat mijn moeder (totok) nadat mijn vader die de drukkerij leidde in 1934 was overleden, zij de directie overnam, en haar kantoor in het winkelgedeelte aan de voorzijde van de drukkerij had laten installeren. Op een avond, toen zij vanuit haar kantoor, via de spaarzaam verlichte drukkerij naar de aangrenzende woning liep, zag zij een in het wit geklede figuur met lange wapperende haren langs de ballustrade van de boven- galerij enige malen voorbij rennen. Mijn moeder, als nuchtere Hollandse, en in het geheel niet bijgelovig is hier toen zo hevig van geschrokken, dat ze de volgende dag haar kantoor onmid dellijk naar de aangrenzende woning liet overbrengen. Nooit meer heeft zij 's avonds alleen een voet in de drukkerij durven zetten. Het verhaal ging verder dat zij bepaald niet de enige persoon is geweest die deze figuur (hadji) heeft gezien. De geschiedenis verhaalt dat de drukkerij was gebouwd op een in vroeger tijden bestaand graf van een hadji. Deze hadji verschijning placht van tijd tot tijd zichzelve in de drukkerij te mani festeren. Ook hoorde men 's nachts op onverklaarbare wijze de persen en machines draaien en dat er stenen door de drukkerij werden gegooid. Achter in de drukkerij bevond zich een kleine werkruimte met een kleine hand pers. Deze afdeling bevond zich, naar de geschiedenis verluidt, boven het graf van eerder genoemde hadji. Regelmatig werd hier dan ook ten behoeve van de zielerust van deze geest in deze ruimte geofferd. Een smalle gang scheidde het foto-atelier van het hoofdgebouw. In de donkere kamer werden de genomen foto's ontwikkeld en afgedrukt door een Japanse fotograaf naar ik meen Hashi moto genaamd. Van dit atelier, waar ik als kind toneel pleegde te spelen, herinner ik me ook nog de typische handbeschilderde decors die in de oude tijd als achtergrondmotief voor een bepaalde foto enscenering wer den gebruikt, een tuingezicht met prieel, een bosgezicht. Jaarlijkse slametan. Ook weet ik dat er jaarlijks een slametan werd gehouden voor het voltallige Indonesische personeel. Op de dag van de slametan werd dan het middel ste gedeelte van de drukkerij ontruimd en schoongemaakt en bedekt met een hele lange rij tikars. Schalen, borden en schotels met rijst en gerechten werden in lange rijen in het midden van deze tikars gelegd. Hierna kwam dan het mannelijk personeel, schoon gewassen en op z'n zondags uitgedost aan de tikars zitten. Bij de aanvang van de ceremonie mochten mijn broer en ik mee aanzitten en nadat het gebed was uitgesproken, de wierook brand de, meeëten. Hierna moesten wij weg, want het was per slot van rekening een feest voor het personeel. Een andere onvergetelijke ervaring was dat ik, op een avond de eerder genoemde hadji vermoedelijk ook heb gezien. Ik bevond mij in de achter kamer van het huis dat naast de druk kerij stond. Op een gegeven moment keek ik door het grote achterraam naar buiten en zag toen bij de djamboe- boom die voor de bijgebouwen achter het huis stond, een in het wit geklede persoon staan die een tijdje in mijn richting, dus het huis, keek. Plots was hij weg. Het was donker en er brand den geen lichten in de bijgebouwen. Bij latere navraag bleek, dat ik wel de genoemde hadji moet hebben gezien. Ik weet het niet maar dit beeld, alhoe wel vaag, staat me nog steeds bij. (lees verder pagina 21) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 13