LUCHTSCHEEPVAART
NEDERLAND - INDIË
(i)
door F. C. BACKER DIRKS
Over het verleden moet je je geen zorgen maken,
wend je tot wat komt.
Tseng-Koeang
Nog geen eeuw geleden bezat Nederland na Engeland en Frankrijk het grootste
overzeese rijk ter wereld; dat rijk was bijna zestig keer zo groot als Nederland.
Alleen al daardoor telde Nederland, op zichzelf een klein vlekje op de
wereldkaart, als koloniale mogendheid in de wereld echt wel mee.
In die tijd gold de stelling: "Een natie heeft koloniën om er beter van te worden".
Daaronder wel te verstaan bronnen van economisch gewin of politieke macht.
Sedert de laatste eeuwwisseling kwam een andere zienswijze om het hoekje
kijken, namelijk dat de blanke de plicht heeft de zwarte, bruine, rode of gele
broed te beschaven, d.w.z. de westerse beschaving bij te brengen. In Indië had
het Binnenlands Bestuur daartoe als voornaamste plicht de zorg voor de politie,
belastingheffing en rechtspraak. Voorts werd ter hand genomen de opheffing
van de bevolking; natuurlijk in de eerste plaats de gezondheidszorg en het
onderwijs; daarop volgden de andere aspecten van het leven.
Voor het bereiken van deze doeleinden
is een optimale communicatie tussen
het moederland en de kolonie vereist;
bekend is dat een kind juist in de
eerste tijd van zijn leven opfleurt door
de 'moederwarmte'. In ziekenhuizen
wordt aan een innig contact tussen
moeder en kind voorrang gegeven.
Het siert Nederland, dat zij deze nood
zaak vroegtijdig heeft aangevoeld en
zulks dan ook zo veel mogelijk heeft
gestimuleerd en bevorderd. In de twin
tigste eeuw werd met het oog hierop
de ontwikkeling van de communicatie
middelen van regeringswege niets in
de weg gelegd. Het oudste middel, de
scheepvaart, kreeg de vrije hand om
de schepen zo modern en luxueus
mogelijk uit te voeren.
De laatste jaren bood een mailboot
alles wat een groot hotel te bieden
had; veelal zelfs meer dan dat. Er was
een kapper aan boord, die u alle
soorten golven van de Middellandse
Zee of Indische Oceaan in het haar kon
toveren. Een hospitaal, zwembad, foto
graaf, ja zelfs een krant. Indachtig de
slogan 'Tijd is geld' werd gestreefd
naar een zo groot mogelijke vaarsnel-
heid. Het betekende allemaal: 'Neder
land kwam naar Indië toe'; echter niet
alleen met de mailboot.
Tien jaren na het op de zeebodem
uitleggen van de eerste kabel voor een
telegraafverbinding over zee, dat was
Calais-Dover in 1850, sleurde Neder
land haar kolonie mee in de schare van
naties, die telegrafie gingen exploiteren
De "Indrapoera" van de Rotterdamse Lloyd.
en ontwikkelen. De telegrafie is toch
immers hetsnelverkeersmiddel bij uit
nemendheid. In 1906 kwam een post
'draadloze telegrafie' op de begroting
van Nederlands Indië voor. Twee jaren
later zond Nederland de jonge inge
nieur C. J. de Groot naar Indië. Als
jongen wist hij in dezelfde tijd dat
Marconi zijn proeven in Engeland vol
bracht thuis tussen zijn zolderkamertje
en de huiskamer een draadloze ver
binding tot stand te brengen. Kort
daarop werd de eerste telegrafiezender
type Telefunken voor Nederlands-lndië
te Berlijn gebouwd. Het was dankzij
Nederland dat Nederlands-lndië - vaak
smalend een kolonie genoemd - met
deze ontwikkeling van de radio-tele-
grafie in de internationale rij een ere
plaats volkomen waard was.
In de eerste wereldoorlog kwam de
vliegtuigindustrie van de grond. Deze
nam na afloop van de oorlog een
ongekend grote vlucht. Reeds in 1924
werd door het verkeersvliegtuig H-
NACC van de K.L.M. onder bevel van
gezagvoerder A. N. J. Thomassen a
Thuessink van der Hoop een vlucht
van Amsterdam naar Batavia gemaakt.
Op die eerste Indiëvlucht traden
natuurlijk heel wat onvoorziene moei
lijkheden op, waardoor de reis van
deze Fokker F7 - voorzien van een
Rolls Royce 'Eagle'-motor - langer
duurde dan een toenmalige zeereis.
De diverse storingen daargelaten werd
er over het traject van 15.373 kilo
meter ruim 127 uur verdeeld over
twintig vliegdagen gedaan. Destijds
duurde een zeereis 24 dagen.
Met deze tocht van Van der Hoop was
bewezen dat tussen Nederland en
Nederlands-lndië een vliegverbinding
mogelijk was. Dit bracht de scheep
vaartwereld aan het denken. Daar
kwam nog bij dat het alleszins gerecht
vaardigd was aan te nemen dat gezien
de ontwikkeling van de vliegtechniek
de vliegverbinding aanzienlijk korter
zou worden en zeker veel korter dan
de zeereis.
Teneinde de reis over zee voor post en
passagiers te bekorten zette de Rot-
terdamsche Lloyd een vliegtuig in voor
een vlucht van Rotterdam naar Mar
seille. In die havenplaats aan de
Middellandse Zee lag het m.s. 'Indra
poera' van genoemde scheepvaart
maatschappij, die onderweg was naar
Tandjong Priok. Deze vlucht, die op 28
mei 1926 plaats vond, werd uitgevoerd
met een Fokker F-7a van de KLM
onder commando van ingenieur B.
Grassé van de Fokkerfabriek. De twee
maal 1000 km, die de reis Rotterdam-
Marseille-Rotterdam innam, werd bin
nen 24 uur overbrugd. De 'Indrapoera',
het nieuwste schip van de Rotterdam-
sche Lloyd, zou namelijk die dag om
12 uur Marseille verlaten.
De vlucht bleek een succes en 18
maart 1927 volgde dan ook een tweede
vlucht met de KLM-vliegers Beekman
en Tepas en C. A. Bruijnesteijn als
boordwerktuigkundige. Ook deze
vlucht voldeed geheel aan de ver
floos verder pagina 23)
7