Herinneringen aan de oorlogsjaren
door J. I. B. Vink
Een week nadat Nederland Japan de oorlog had verklaard, werd ik als militie-
soldaat in Soerabaia ingescheept met onbekende bestemming. Wij voeren
Oostwaarts langs vele eilanden. Na 2 dagen en nachten werd er geankerd bij de
kust van Timor Dilly, Portugees gebied. Daar waren reeds geallieerde troepen
geland, die ongeveer 10 Jappen krijgsgevangen hadden gemaakt. In december
1941 werden wij daar met ongeveer 2.000 man gelegerd, waarvan eenderde
KNIL-militairen.
Op een avond, in de maand februari
1 942, moesten wij de stad Timor Dilly
omsingelen om een Japanse kapitein
te arresteren. Elke groep bestond uit
21 man, die weer in groepjes van 7
man was onderverdeeld. Wij liepen
door velden, tuinen en erven. Toen wij
onder een lage boom liepen, werden
wij opgeschrikt door gegil om hulp.
Een aap had de laatste man bespron
gen. Dat beest zat aan de helm van die
man te trekken. Even later kwamen wij
bij een alleenstaand huis, dat leeg
was. Het huis werd omsingeld. De
achterdeur werd geforceerd en vier
man gingen het huis inspecteren. Er
was vuil wasgoed in de mand en het
bed was belegen. Boven op zolder,
hoorden wij geritsel. Al gauw was er
een ladder gevonden. Welke held zou
toen boven op zolder gaan kijken? Een
jonge jongen meldde zich aan. Met
een senterlamp in zijn hand beklom hij
de ladder, maakte het plafondluik open,
deed de lamp aan en toen hoorden wij
hem roepen: "Adoe zoveel!" Alle ge
weren werden op scherp gesteld. De
jonge man liep de ladder af, wees naar
het plafond en zei: "Daar looh, itoe
daar!" Het bleek een stelletje duiven te
zijn.
Wij verlieten dat huis en moesten ons
langs de wegen verdekt opstellen, op
een afstand van 1 5 meter van elkaar. Ik
werd wakker, toen het ongeveer 7 uur
in de morgen was. De troep was tegen
4 uur in de ochtend huiswaarts gegaan.
Ik schaamde mij rot. Ik kon de weg
naar huis niet terugvinden, daarom
liep ik achter pasargangers aan. En zo
kwam ik in de stad. Ik heb mijn
geweer, helm, veldfles en patroon
tassen in de struiken verstopt en kwam
schoorvoetend ons bivak binnen.
Een sergeant hield mij aan. Ik heb hem
alles opgebiecht en ik vroeg hem, wat
ik verder moest doen. Hij zei mij, dat ik
mijn geweer en dergelijke moest op
halen en ik wacht moest doen, op een
post aan de kant van het bos. Om vier
uur in de middag werd ik afgelost en ik
kwam in mijn brigade alsof er niets
gebeurd was. Een geluk, dat ik mij
geen kogel door mijn hoofd gejaagd
had, omdat ik verlegen was om weer
terug te keren. Van die dag af zag ik in
die sergeant mijn vader, ofschoon hij
twee jaar jonger was dan ik. Hij was
geen beroeps sergeant, maar een
militie sergeant. Die man heeft zich
nooit overgegeven, maar heeft de strijd
in de bergen voortgezet.
Vaak vlogen Japanse vliegtuigen over
ons heen, om de situatie te verkennen.
Wij hebben ze altijd warm ontvangen.
Op een avond in maart '42 meldde de
kustwacht dat er verdachte lichtjes
waren waargenomen bij de monding
van de Komoro-rivier. Als antwoord
werd gegeven dat het licht afkomstig
moest zijn van de vissersprauwen,
want het was een uitgesproken vis
sersdag. Iets vóór middernacht werden
wij uit bed getrommeld en moesten
wij zij aan zij stelling nemen aan het
strand, achter de tuinmuren. Voor ons
in pilboxen en loopgraven waren de
mitrailleurs en zoeklichten opgesteld.
Wij zagen vele lichtjes in zee die naar
ons toe kwamen. Er werd commando
gegeven: "Zoeklichten richten naar
het zuiden." Even later hoorde ik:
"Zoeklichten aan Alle lichten be
schenen de zee op één na. Hij had zijn
zoeklicht gericht naar ons toe. Toen
klonk het "G.V.D. Keren dat
licht Alle zoeklichten keerden
zich. Wat er toen gebeurd is, weet ik
niet. Toen ik wakker werd had ik reuze
pijn aan mijn borst. Om mij heen zag ik
in het maanlicht allemaal lijken. Het
was stil om mij heen, maar ik zag geen
enkele Jap. Wel hoorde ik honden
janken uit bangheid. Ik wilde toen een
veiliger plaats opzoeken en stapte
over enkele lijken, om naar een andere
stelling te gaan. Ik had het erg benauwd
en kon moeilijk ademhalen. Het lopen
werd mij moeilijker en moeilijker, dus
gooide ik mijn patroontassen, helm,
gasmasker en drinkfles af. Net dat ik
mijn geweer zou weggooien, kwamen
er twee Hollandse soldaten op mij af
en dreigden mij dood te schieten,
omdat ze dachten dat ik zou vluchten.
Ze bevalen mij om met ze mee te gaan
naar de Gibraltarstelling. Het werd mij
geel en groen voor de ogen, maar
strompelde met ze mee. Toen hoorden
wij paarden. Wij gingen het pad af,
namen in de struiken stelling achter
bomen. Toen het weer stil was, wilde
één van hen een sigaret rollen. Dat
ging moeilijk, want toen merkte hij
pas, dat hij een kogel in zijn linker
handpalm had. Toen de ander zijn
broek uit deed, wist hij pas, dat er een
kogel in zijn bil zat. Ik zat op apen-
gapen. Trok mijn jas, mijn broek en
borstrok uit en wilde gaan slapen.
Toen er een vuurtje brandde om de
sigaret aan te steken, merkten zij, dat
er wat aan mijn borst bengelde. Ik was
dus ook gewond, daar waar juist de
ribben bij elkaar komen. Zij zouden
verder gaan, maar lieten mij achter, in
een stal waar twee koeien waren. Ik
werd wakker toen ik steeds mijn naam
hoorde roepen. Ik opende mijn ogen
en zag drie mannen naast mij knielen.
Men had mij van onder de koestal
getrokken en bekeek mij zorgvuldig.
Een van ze veegde met zijn zakdoek
het vuil van mij weg. De ander hoorde
ik zeggen: "Ik ben dokter Tee, wij
willen jou helpen". Toen ik weer wak
ker werd, lag ik op een marmeren plaat
in een stenen huis en een andere
dokter, bekeek mijn wonden, ik was
erg moe, dus sliep ik weer in. Ik werd
wakker door veel geknal en een rook
wolk kwam de kamer binnen. Het huis
stond in brand. Ik was zo goed als
geheel verlamd en niets kon mij meer
wat schelen. Weer werd ik wakker
door gegil en gebler en ik hoorde
zware voetstappen naar mij toekomen.
De jappen kwamen binnen en dood
den vele blanken met hun bajonet. Mij
liepen ze voorbij, want ik had mijn
portie reeds gehad.
Het huis waar ik was, was voor 2/3 deel
afgebrand. De volgende morgen werd
ik met 30 andere gewonden per
vrachtauto naar het Portugees hospi
taal in de bergen gebracht. Genees
kundige behandeling kregen wij daar
6