GEIEZEN.
De Japanse aanval
op Nederlands Indië
Het Knil
van Tempo Doeloe
Het net verschenen boek "De Japanse
aanval op Nederlands-lndië", geschre
ven door oud-KNIL officier J. J. Nortier,
is niet zomaar een verhaal uit Indie, zo
van dertien in een dozijn. Het geeft
regel voor regel de harde realiteit van
de oorlog. Die van de aanvallende
Japanners op de oostelijke buiten
gewesten van Nederlands-lndië in
1942.
Deze werkelijkheid was dat de "krom-
benige en bebrilde Aziaten" met hun
"slechte materieel" (men dacht aan de
goedkope fietsen) als een vuurzee de
tegenstanders van de kaart veegden.
En dat terwijl Nederland altijd had
gerekend op steun van een grote be
vriende mogendheid, zodat het best
zijn defensie mocht verwaarlozen.
Maar nu stonden we praktisch alléén.
En de rekening van dit beleid werd nu
aangeboden aan de bijeengeraapte
KNIL-eenheden ter plaatse.
We lezen in het boek hoe dat gebeurde.
Niet om de verantwoordelijke leiders
aan KNIL-zijde voor onbenullen uit te
maken.
Want wie het beter dan zij zou doen,
die mag zijn vinger opsteken.
Nortier behandelt in zijn boek vier
grote vijandelijke operaties in het Oos
ten van de Indische archipel: Mina-
hassa (NO-Celebes), Makassar ZW- en
Kendari ZO-Celebes, Ambon en Timor.
Het boek geeft een zeer nauwkeurige
beschrijving van de diverse gevechten,
waarbij ook de Japanse zijde van het
gebeuren niet wordt vergeten. De au
teur mag er over meespreken; in mei
1 945 nam hij met Australische eenhe
den deel aan de herovering van het
olie-eiland Tarakan aan de oostkust
van Borneo.
Uitleg wordt gegeven van de vele
oorzaken van alle militaire nederlagen
welke voor een groot deel hun wortel
hadden in het jarenlang gevoerde zui
nige, naïeve en pacifistisch-défaitis-
tische beleid van de regeerders die
ons volk had opgebracht. De angstvallig
neutrale houding van ons land tot het
uiterste vinden we ook in dit boek
terug als er sprake is van te leveren
steun door Australische troepen binnen
onze Indische grenzen. In het sobere
relaas vallen toch nogal wat zaken op
welke niet algemeen bekend waren.
Zo uitte bijvoorbeeld in de Minahassa,
bij de Menadonezen op Celebes, de
volkswoede tegen de japanse invallers
zich tijdens de dagen van strijd veel
spontaner en moediger dan bijvoor
beeld op Ambon, waar men het toch
eerder verwacht zou hebben. En voorts
vernemen wij dat ons KNIL het eerste
en ook het enige leger was dat in de
Pacific-oorlog als primeur (net als in
Nederland in mei 1940) te maken
kreeg met landingen van parachutisten
eenheden. In dit boek lezen we erover
in de Minahassa en ook op Timor. Het
zou tegenover het KNIL nog een derde
maal gebeuren, maar dan niet in dit
boek, maar later in februari 1 942 nabij
Palembang in zuidelijk Sumatra.
Over de weerstand die het zwakke
KNIL bood in de uitgestrekte Indische
archipel (lengte vanaf Ierland tot in
Iran aan de Kaspische Zee) werd door
mensen die er weinig van begrepen
hadden meer dan eens schampergeoor-
deeld. Ook aan deze stuurlieden aan
de wal geeft Nortiers boek stof tot
bezinning, hoewel hij, waar dit nodig
is, zijn eerlijke kritiek niet spaart. Het
was toch immers zo dat de kleine
onvolledig en niet modern bewapende
detachementen in de buitengewesten
nimmer steun kregen van eigen lucht
strijdkrachten of - marine-eenheden.
Ze waren compleet op zich zelf aan
gewezen. Meestal verscheen de vijand
verrassend en ging aan land waar hij
wilde, onder dekking van zijn vliegtui
gen en oorlogsschepen. En met een
plaatselijke overmacht aan geharde en
barbaarse krijgers.
Mogelijkheden om onze in het nauw
geraakte plukjes militairen te verster
ken of snel weg te halen, bestonden
niet: men werd ter plekke geliquideerd
of in het gunstigste geval het binnen
land in gedreven. Nortier confronteert
ons telkens weer in zijn boek met deze
harde realiteit en met de wetenschap
bij onze troepen; dat men in feite
"afgeschreven" was. Dat onder deze
fnuikende omstandigheden meermalen
landslieden in meer dan één geval de
gemakkelijkste weg kozen (groene jas
en broek benevens wapen weggooien
en in de onderbroek wegwezen) is niet
verbazingwekkend. Wat wel doorlo
pend onze bewondering opwekt bij
het lezen van de trieste relazen zijn de
verdere ervaringen van de meest geïso
leerd achterblijvende plukjes van offi
cieren, gedegen kaderleden en enkele
dappere manschappen. Leiders, die
ondanks alle gemaakte fouten en pa
nieken van een politieleger in vredestijd
(na 1913 in Atjeh was er toch nauwe
lijks meer een goed schot gevallen)
helemaal geen gevechten meergewend
waren, moesten zich toch maar met
hun mensen zien te redden in een
kansloze positie.
In grotere legers met ook soms nog
eigen successen, zouden diverse lei
ders bij een tweede en derde gevecht
kans krijgen de aanvankelijke fouten
te verbeteren: nu was ieders eerste
ook zijn laatste gevechtshandeling.
Voor een volk dat zijn strijdkrachten
nog altijd beschouwt als een noodza
kelijk kwaad en verder geen flauw
benul heeft over wat zich "daar" af
speelde, kan dit boek alleen maar
verhelderend werken. Eigen falen wordt
namelijk nergens verdoezeld.
Maar wil men er iets van begrijpen,
dan zouden we zeggen: lees dit boek
dan maar aandachtig en denk je zelf
dan maar in, in de positie van die
gewone mensen die er in worden
beschreven.
C. A. HESHUSIUS
"De Japansche aanval op Nederlands-
lndië" door J. J. Nortier.
Uitgeverij Ad. Donker, Rotterdam;
216 bladzijden; 61 illustraties waarbij
vele kaarten; formaat 15 x 23 cm en
gebonden met stofomslag;
Prijs f 39,50, porto f 5,50.
Fraai ogend is dit nieuwe boek van C.
A. Heshusius. De inhoud omvat 48
hoofdstukken, elk gewijd aan een apart
facet van het KNIL, het leven in en
rondom de tangsi, de mensen, het
gezinsleven, sport, de dienst enz.
Een greep uit de dagelijkse dingen van
de laatste zeventig jaar van het KNIL
(1880 - 1950).
Elk onderwerp is toegelicht met meer
dere "unieke" foto's, allen voorzien
van een uitvoerig onderschrift. Gezien
omvang en het aantal hoofdstukken
zijn per onderwerp slechts twee a drie
pagina's beschikbaar. Die zijn door de
auteur efficiënt benut, waardoor - zoals
de bedoeling was - een eminent "kijk
boek" gepresenteerd wordt.
Hoewel de auteur niet de pretentie had
met dit fotoboek een stuk geschiedenis
van het KNIL vast te leggen, heeft hij
desondanks een stuk KNIL-historie in
plaat en praat voorgoed vastgelegd,
zonder tierelantijnen. Precies zoals
het was. De mensen van het oude
leger zullen met weemoed terugdenken
aan hun tijd bij het KNIL. Zij zullen
zeggen: "Ja, zo was het!" De beelden
zullen bij hen weer andere herinnerin
gen naar boven brengen. Verhalen,
gebeurtenissen en details, waar de
auteur in dit bestek aan voorbij moest
gaan. Voor hen die wat meer inzicht
hebben in het leven van toen is dit
kijkboek waarlijk een goede mogelijk
heid. Het laat zich gemakkelijk lezen.
Voor de geïnteresseerd geraakte lezer
heeft de schrijver een bibliografie toe
gevoegd van meer dan honderd titels.
Het auteurshonorarium wordt door de
kolonel b.d. C. A. Heshusius ter be
schikking gesteld van de Stichting
Peutjoet - Fonds, dat de restauratie en
onderhoud verzorgt van het Ereveld in
Atjeh.
vM.
"Het KNIL van Tempo Doeloe" door
C. A. Heshusius.
Uitgever: "De Bataafse Leeuw". Ge
bonden in harde kaft met meerkleuren-
omslag. Groot formaat 28,5 x 22,5
cm), 144 pag. met ca. 250 illustraties
(zw./wit).
Prijs f 49,50, porto f 5,50.
18