OOM WIM
VOOR INDISCHE
GOUDEN SIERADEN
G. MERKLE B.V.
Een profiel van iemand geeft alleen de omtrek aan. De daarbinnen gevangen
gestalte moet zichzelf eigenlijk inhoud geven.
Zo ook mijn Oom Wim.
Hij zit nu halfverlamd in zijn luie stoel. Hij is gekleed in pyama en kamerjas; aan
zijn voeten sloffen. Over zijn knieën een dikke, geruite plaid, zo goed ingestopt
opzij dat zijn onderlichaam een duntoelopend worstje lijkt.
Hij draagt een bril, maar links is het een zwart ruitje en rechts zit een lens zo dik
als de bodem van een jampotje.
Oom Wim is bijna blind. Hij ziet alleen nog maar met zijn rechteroog en dan
alleen een lichtgat ter grootte van een stuiver. Die stuiver zit linksonder, zodat hij
je aankijkt met een schuin naar achter gebogen hoofd.
Zo af en toe draait hij zijn hoofd in
kleine cirkeltjes, zo ongeveer als een
connaisseur zijn wijnglas tegen het
kaarslicht houdt om de fonkeling op
kleur te bestuderen. Oom Wim doet
het gewoon, omdat hij je gezicht wei
eens helemaal wil zien.
Als je binnenkomt, of afscheid neemt,
probeert hij altijd op te staan. Een
been is lammer dan het andere en je
moet even snel twee passen in zijn
richting maken, zijn hand pakken en
onder het uitroepen van "blijf zitten,
blijf zitten" hem met de andere hand
aan zijn schouder de stoel induwen.
Doe je dat niet of ben je te laat, dan valt
oom Wim gewoon om. Hij kan wel
lopen, hoor! Met een stok, maar wie
gaat er nou met een stok in huis
lopen....
Hij komt uit Indië en als oom Wim met
je praat is dat duidelijk te horen. Om
zijn gebreken te compenseren praat
oom Wim hard. Hard en duidelijk. De
typisch Indische rollende "r", de "en-
netjes" aan het eind van een woord
komen knalhard over.
Oom Wim is de held uit mijn jongens
jaren. Op zijn dressoir staat nog een
portret van hem uit die jaren. Een
mooie jonge vent met een brutaal
snorretje. Zijn ogen waren toen al niet
zo denderend.
Ik leerde hem pas na de oorlog kennen
toen Batavia net in Jakarta veranderde
met alle soesah van dien.
Hij reed in een vooroorlogse two-
seater. Achterin zat een klep en als je
die klep opendeed kwam een keurig
twee-zits bankje vrij. Zo toerde hij
weieens met ons, mijn broer en ik,
rond.
Hij had zelf een dochtertje, geen zoons,
maar hij wist deksels goed hoe je met
jongens om moest springen. Gewoon
harde kerels van maken. Proefonder
vindelijk onderricht, was zijn speciali
teit. "Roken?" "Hier, probeer maar".
Je kreeg gul een pakje Escort en je
dampte en je smookte totdat je op je
hurken bij de afvoer de misselijkheid
in grote golven door je slokdarm om
hoog voelde gieren. Dat was roken,
gevolgd door een preek over verdo
vende middelen. Toen al. In de preek
viel het woord opiumkit! Nooit van
gehoord. Meteen mee in de two-sea
ter. Naar de Kota. Oom Wim kreeg het
voor elkaar, dat we in één of ander vies
steegje een deur binnen gingen en
vervolgens een donker gat in staarden.
Droog gekuch, gerochel, een eigenaar
dige lucht en een paar gloeiende com-
foortjes. Langzaam ontwaarden je ogen
een half dozijn uitgemergelde lichamen
op britsen. Chinezen met een kort
broekje en een singletje aan.
"Jongens, vreten doen die niet meer,
zo lekker vinden ze het". Eenmaal
weer, geschokt, buiten volgde het
overbodige advies om die vuiligheid
voor altijd met rust te laten.
Ander onderwerp: vrouwen. Twee soor
ten, onderrichtte hij grimmig, een soort
voor het spel en eentje voor de rest van
je leven. Had je die laatste eenmaal te
pakken, dan moest je heer blijven en
de eerste voorgoed tabeh zeggen.
Altijd, altijd heer blijven. Moeilijk hoor,
jongens, zei hij dan, toch heer blijven.
Soms hoorde je maanden niets van
hem en dan weereens een paarkeerin
korte tijd. Zo gaat dat in Indische
families. Maar soms, als je ergens op
de achtergalerij bij een olielamp, van
wege de stroomstoring op je huiswerk
zat te zwoegen, hoorde je een heldere,
harde stem "spada" roepen. De aloude
kreet om je zelf bij een vreemd huis
aan te kondigen "siapa ada" - is daar
iemand - verkort tot "spada".
De conversatie tussen oom Wim en pa
was duidelijk te volgen, beter zelfs als
je je stoel voorzichtig naar achteren
schoof en naar je kamerdeursloop. Dit
keer hoorden we iets anders. "Onzin,
Harry, voor een keer is dat niet erg en
ik heb de kaartjes al". Kaartjes! Hij wou
ergens heen met ons, nu vanavond
nog. Met ingehouden adem luisterde
ik naar pa's weerwoord, maar aan de
toon te horen gaf hij zich al half
gewonnen. "Jongens, kom Wim be
groeten", riep pa naar achter. Wij
kwamen al. En daar zat oom Wim,
breed grijnzend, met drie kaartjes voor
het bokstoernooi in het Decapark. Of
soms waren het catch-as-catch-can
worstelwedstrijden. Man, wat een be
levenis.
Zo uit je huiswerk geplukt, zo achterin
de auto, zo op een staanplaats bij de
ring. Onderweg vroeg oom Wim nog
wel kort naar schoolresultaten, maar
echt luisteren naar je antwoord deed
hij niet. De beste opvoeding krijg je
van mij, zei hij. Leren verliezen, be
scheiden blijven als je wint, goed
uitdelen en evengoed incasseren. Zo
leerden wij de boksploeg uit Nieuw
Guinea kennen. Daar waren ook hout
hakkers bij.
Ook in de ring. Ze sloegen niet uit de
schouder, maar maaiden met een halve
boog op iemand's hoofd. Er waren
watervlugge, slimme Chinezen. Krach
tige Ambonnezen die niet van ophou
den wisten. Het commentaar uit het
typisch brutaal Jakartaanse publiek
was vaak om te gieren.
Bij de gedenkwaardige worstelpartij
van een vette beroemdheid met de
veelzeggende naam King Kong met
een ander heerschap, liet King Kong
zich herhaaldelijk languit op de reeds
gestrektliggende tegenstander vallen.
De katjang-reboesverkoper, die meer
oog voor de ring dan voor zijn handel
had, riep olijk "King Kong maoe" (King
Kong heeft zin....) Het stadion explo
deerde in geschater. Wat een belevenis,
wat een belevenis. King Kong, de
ogenschijnlijke winnaar gediskwalifi
ceerd! "Wat was nou de les?" wilde
oom Wim na afloop weten. Sportief èn
eerlijk blijven, dat was de les.
Hij ging met de boot mee, zwemmen
en vissen in zee. Liet je om het snelst
naar het strand zwemmen en terug. Zo
maar, om hem te laten zien dat je het
kon. Het leek dichtbij, maar je zwom je
rot om weer bij de boot te komen.
Bij wederzijdse visites werd er door de
familie bijgepraat. Oom Wim was niet
mijn held vooral het vorige datwij met
hem beleefden. Dat vulde alleen maar
aan. Neen, hij was mijn held omdat hij
bijna drie jaar in de gevangenis had
gezeten. In de boei, in de petoet, zei
hij zelf altijd. Opgepakt, op verdenking
van illegaal verzet door de japanse
Kempetai. Daar had hij het slecht
gehad. Als hij eral oversprak, deed hij
dat altijd halfgrinnikend. Ze hadden
het geprobeerd uit hem te ranselen. Bij
de allereerste keer had een hele kleine
Japanner met een petje en een bril op,
(lees verder volgende pagina)
naar
GEOPEND VAN 9.30 - 17.00 uur
ZATERDAGS geopend tot 1 6 30 uur
WOENSDAGS de gehele dag
GESLOTEN
SPUI 167a - DEN HAAG
TELEFOON 070 - 60 48 85
14