Sekolah Guru in Ambarawa, het vroegere kamp 8 in de Japanse bezettingstijd. kamp kwamen, zagen we dat de Britten klaar stonden voor een aanval. De grote artillerie-stellingen achter Hotel van Rheden en de mitrailleur-stellingen achter de zandzakken, waren allen gericht op het ziekenhuis, waar ook Indonesische revolutionairen klaarston den om het gevecht aan te gaan. Ook het fort Willem I was Indonesisch. De Indiërs, Gurka's en Britten riepen ons luid toe om snel naar het kamp terug te gaan. Maar in plaats daarvan liepen we sneller huiswaarts en hun vrolijk "Good luck" toeroepend met onze duim omhoog. De sfeer bij de Britten leek ons beter dan bij de Indonesiërs, alsof zij reeds zeker waren van de overwinning. Ze waren vrolijk en opgewekt. We naderden over de spoorweg bij Pasar Laki de Indonesi sche stellingen. Vlug het rood-witte insigne op onze borst gespeld, liepen we verder. De Indonesiërs keken heel gespannen en ernstig. Het leek er op of zij dachten "Nu of nooit"! Even bij het passeren van de stellingen stopten wij en trokken onze schoenen uit, want met blote kaki's kon je sneller lopen. De krachtmeting tussen de Britten en Indonesiërs vond ik erg ongelijk. Aan de ene kant goed bewapende Britten en aan de andere kant slecht bewa pende Indonesiërs. We passeerden het politie-bureau, ook beschermd met een stapel zandzakken. Intussen hoor den we hier en daar schoten. Voor het postkantoor zagen we een oude vracht auto naderen. Hij was helemaal zwart geschilderd met een witte doodskop erop. Achterop de vrachtauto stond een man ook al in het zwart en hij schoot links en rechts in de lucht met zijn pistool.De auto reed kris kras door de stad. Deze tactiek moest de Britten in de waan brengen, dat zij van verschil lende kanten zouden worden aange vallen. Spoedig daarna naderde dit afleidings object ons. De man zag ons en richtte zijn pistool op ons. Ik had de tegen woordigheid van geest om een grapje te maken en zei "Nou lui we gaan naar Petrus toe". De man schoot schertsend over ons heen, de kogels floten over onze hoofden. Cato beefde van schrik en opwinding, de onverlaat had kenne lijk veel plezier, want hij grijnsde en mikte nogmaals op ons om ons de stuipen op het lijf te jagen. De auto was spoedig uit het gezicht verdwenen. We naderden melkerij "De Melkbron". Daar zagen we de heer Tan in z'n voorgalerij omringd door Pemoeda's met roentjings. Zij hadden blijkbaar het tafereel met het schieten ook gezien en gevolgd. De heerTan zag er wel bleek uit. Hij kende mijn moeder goed, want hij was opkoper van koe ien. Hij riep ons toe om vlug naar huis te gaan. (Later vertelde hij mij dat dit hem bijna z'n leven had gekost. Ik ontmoette hem in het Melaten-kamp). We liepen dus vlug naar huis. Alle winkels waren gesloten en afgegren deld met planken. Er was geen sterve ling op straat te zien. Plotseling werd er toch een deur geopend. Een mang- gaverkoopster, onze voetstappen ho rende, kwam ons achterna. "Non, non, laat mij niet alleen, mag ik met je meelopen?" We naderden de driesprong. Bandoengan-Ambarawa- Bawen. Daar zagen we een groep mannen staan, de Wedana, de assi stent Wedana en andere stadsnotabe- len. De Wedana en de A.W. kenden ons en lieten de manggavrouw een beveiligde binnenweg ingaan, terwijl zij ons zeiden de binnenweg te nemen naar Koepang en de hoofdweg niet meer te gebruiken. Daar werden we aangehouden door een groep mannen met roentjings. De hoofdman was zwaar bewapend, bij het belachelijke af. Hij had een samoerai zwaard, een grote dolk of kris, een karabijn en groot pistool met de nodige patronen over zijn borst. De hoofdman vroeg met donderende stem: 'Bangsa apa?" De meisjes Sie gers, die veel op Chinese meisjes leken, antwoordden: "Wij zijn Chinezen" en mochten de binnenweg nemen. Maar ik kon niet zo gauw jokken en zei "Saja bangsa Indo". Nou het was net een rode lap voor een stier. Hij brieste en donderde: "Apa, bangsa Indo"! Ik zag z'n fonkelende ogen en werd heel bang. "Bangsa Indo, djalan di djalanan besar, bijar kenak pelor". Ik liep dus op de grote weg, de meisjes Siegers, geschrokken van het gedonder liepen met me mee. (Gebruik de grote weg maar, dan worden jullie beschoten). Wij naderden Koepang en daarmee de invalsweg naar en van Ambarawa- Bawen-Semarang. Overal zagen we omgekapte asembomen dwars over de weg. Overal grobaks zonder paard ook dwars over de weg. Telkens werden we aan gehouden, ondervraagd en gefouilleerd. Gelukkig waren onder deze mensen velen die zowel de Siegertjes als mij kenden en toen konden wij verder lopen. Toen wij het huis van de Sieger tjes hadden bereikt, liepen wij op een draf het erf op. Het huis was een oud Indisch huis. Heel voorzichtig werd de voordeur geopend. Dat het zo lang duurde kwam, omdat eerst de palang pintoe, daarna de deur van het slot afmoest en dan nog de grendels. Einde lijk waren wij binnen. Het was er vol vrouwen. De mannen, o.a. Pa Siegers en de andere Indische mannen, die nog buiten de kawat waren, of net uit burger-interneringskamp of gevange nis waren, en naar huis kwamen, wer den op de bewuste dag na de avond, dat er veertig met roentjings bewa pende mannen ons vroegen naar wapens, allen opgepakt door de B.K.R. (Badan Keamanan Rakjat). Alles werd hen ontnomen wat van waarde was. Alleen hun onderbroek mochten zij aanhouden. Dit gebeurde in het fort Willem I in oktober 1945. De mannen en jongens moesten daarna door een haag van kettingberen (boeven) pas seren, die flink op hen insloegen. Bloedend bereikten zij hun verblijf plaats in de gevangenis van fort Willem I. Uiteindelijk werden zij door de Engel sen bevrijd, nog voor de grote slag om Ambarawa begonnen was en door de Engelsen ondergebracht in het voor malige mannen interneringskamp 7. (wordt vervolgd) Overheerlijke, verse, VIETNAMESE hapjes o.a. mini-loempia's: 30 st 10,-; pasteitjes 1,50; gevulde kippevleugel 1,50; grotere loempia's II st 10,- enz. Inform, fam. Kim, J.W. Frisolaan 263, Leidschendam, tel. 070 - 27 14 85. Bestellingen vooraf; geen toko. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 17