Diplomatie of Strijd GEIEZEN. 1945-1947 Het Nederlandse beleid tegenover de Indonesische revolutie, Met dit proefschrift van J. J. P. de Jong is de geschiedsschrijving van de zogenaamde bersiap-periode een nieuwe fase binnengetreden. De publicaties die tot nog toe over deze tijd verschenen zijn, zijn behept met allerlei interpretaties, veronderstellingen en tendenties, waardoor men geen zuiver beeld kon krijgen van hetgeen er werkelijk geschied is op diplomatiek, politiek en militair terrein. Dit goed doorwrocht boekwerk, dat gebaseerd is op grondige studie in een breed vlak, geeft ons een uitstekende basis om verder over die jaren te filosoferen, maar dan over gebeurtenissen die vast liggen. Om deze redenen alleen al verdient dit boek een uitvoerige bespreking, waar bij enkele kritische opmerkingen on vermijdelijk zijn. Deze doen echter niets af aan de hoge waarde die aan dit proefschrift toegekend kan worden. Reeds de titel en ondertitel geven aanleiding tot een opmerking. In de eerste plaats was het een periode waarin diplomatie èn strijd het Indo nesische toneel beheersten. Dat zowel de Britten en Nederlanders als de Indonesische Republiek ernstig ge tracht hebben de confrontatie op diplo matiek terrein te houden, strekt hen tot eer. Aan de andere kant waren de omstandigheden, met name op Java (en Sumatra), dusdanig dat gewapende conflicten onvermijdelijk waren. Diplo matie èn strijd dus. De ondertitel verraadt de bescheiden heid van de auteur. Immers, wie kennis neemt van de inhoud van dit boek, moet wel tot de conclusie komen dat niet alleen het beleid van de Neder landse regering in Den Haag en dat van de regering-Van Mook te Batavia uitvoerig aan bod komen, maar dat ook veel aandacht is besteed aan hetgeen er in Londen, New Delhi en Singapore werd gedacht en beslist over de situatie op Java (en Sumatra). Bovendien heeft Joop de Jong zich alle moeite getroost om vast te leggen, hoe de Republi keinse leiders dachten en deden. On der meer door het interviewen van vooraanstaande Indonesiërs uit die tijd. Het Neerlandocentrisme dat de ondertitel suggereert, is - mag ik wel stellen - beslist niet in dit boek aan wezig. Historisch bezien is het eerste hoofd stuk het zwakst. De auteur geeft hierin een beknopt overzicht van hetgeen er vooraf is gegaan aan de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945. Daarbij gaat hij uit van wat intussen het forum - of zo men wil: de publieke opinie - als vaststaand heeft aanvaard. Voor een proefschrift een goede start, omdat de promovendus niet meteen verstrikt raakt in de aanloop tot het eigenlijke onder werp van zijn studie. In een bespreking hiervan zou ik hem daarover niet hard vallen, ware het niet dat de schrijver in zijn beschouwingen over het functio neren van de Indonesische Republiek en over de interne verhoudingen - onder meer met name tussen Soetan Sjahrir en de Indonesische strijdgroe- pen - juist dat element over het hoofd ziet dat hij ook in het eerste hoofdstuk niet die plaats geeft die het verdient. Hierbij doel ik op de repressie die het Nederlands-Indische gouvernement onder de gouverneurs-generaal De Jonge en Van Starkenborgh heeft uit geoefend op het Indonesische natio nalisme in het algemeen en op de zg. non-coöperatieve beweging in het bij zonder. Dan wordt namelijk begrijpelijk waarom de Indonesische revolutie "ge atomiseerd" was. Hiermee duidt Joop de Jong aan het ageren in bijna niet te tellen kleine groeperingen, elk onder een eigen leider. Een situatie die in westerse ogen uiteraard chaotisch aan doet, maar die in de praktijk van de guerrillastrijd uitstekend heeft voldaan. Om een onderscheid te maken tussen wat Sjahrir en zijn democratisch den kende medestanders voorstonden en wat hun opposanten dreef, gebruikt de auteur de term: twee Republieken. Analytisch mag dit een werkbaar be grip zijn, maar in wezen heeft men te maken met twee complementaire krach ten, die elkaar - ondanks hun grote onderlinge verschillen - ondersteunden in de weerstand tegen het opdringende Nederlandse geweld. Diplomatie als verlengstuk van de strijd en omgekeerd. Zo beschouwd werd Van Mook, het toenmalige hoofd van het Nederlands- Indische gouvernement, door de Neder landse regering gebruikt om de tijd te overbruggen die de laatste nodig had voor de opleiding van voldoende strijd krachten voor de uiteindelijke afreke ning. Evengoed zouden wij Soetan Sjahrir kunnen zien als een werktuig in de handen van Soekarno c.s. Het diplomatieke spel van Sjahrir zou dan een scherm zijn waarachter de Repu bliek zich kon voorbereiden op de echte grote krachtmeting met de "Hol landers". Het is de verdienste van Joop de Jong, dat hij met zijn studie een dergelijke cynische voorstelling van zaken ge makkelijk kan weerleggen. Hij maakt ons duidelijk dat de twee hoofdrol spelers Van Mook en Sjahrir op diplo matiek terrein waarachtig gestreefd hebben naar een vredelievende oplos sing van het Indonesische probleem. En dat beiden allerlei middelen te baat hebben genomen om hun oppositie toch op hun spoor te krijgen. De tegenkrachten die van geen compromis wilden weten, hebben van het begin af de twee onderhandelaars eigenlijk ge desavoueerd. Slechts door krachtige Britse bemiddeling is het deze beide personen gelukt hun respectievelijke regeringen (d.w.z. Den Haag en Djokja) te bewegen tot een compromis. Daar mee, met Linggadjati dus, is door die twee het uiterste bereikt wat toen mogelijk was. Wat er daarna gebeurde, komt geheel voor rekening van hun opposanten. Het drijven van met name de K.V.P. in Nederland om dit verdrag uit te breiden met een eigen Nederlandse interpre tatie wijst duidelijk in de richting van een moedwillig ondergraven van Ling gadjati. Maar ook aan republikeinse kant was men met dit akkoord niet tevreden. Men wilde geen enkele band met Nederland, ook al was die nog zo symbolisch. Honderd procent merdeka, dat bleef de eis; en dus wenste men zich niet te houden aan het bereikte compromis. De auteur toont hiermee duidelijk aan, dat met het sluiten van het akkoord van Linggadjati de periode werd afge sloten van de onzekerheid of het Indo nesische vraagstuk op een vredelie vende dan wel gewelddadige wijze opgelost zou worden. Dus: diplomatie of strijd. Dat tijdvak vormt dan ook het hoofdbestanddeel van zijn boek. In de daarop volgende hoofdstukken toont hij overduidelijk aan, hoe Van Mook en Soetan Sjahrir plaats moeten maken voor de krachten die eigenlijk van geen enkel compromis wilden weten. Dan is hetgeen op diplomatiek terrein nog wordt ondernomen slechts een maskering van het streven naar een gewelddadige oplossing van het vraag stuk. Ik meen dan ook op goede gronden te mogen concluderen, dat dit boek een goede en betrouwbare gids is in het doolhof, dat het Indonesische probleem was. De auteur rekent af met allerlei veronderstellingen en theorieën, die er in de loop der jaren rond dit vraagstuk zijn geopperd en geconstrueerd. Hij heeft dit gedaan op een rustige wijze, zich baserend op documenten en vraag gesprekken, die de historische werke lijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Met dit boek als basis kan een nieuwe generatie van schrijvers en denkers over Indonesië en het Nederlandse dekolonisatieproces aan het werk gaan. Thans echter op de vaste grond van wat er zich werkelijk achter de scher men heeft afgespeeld en wat ten tonele is gebracht. DR. R. DE BRUIN "Diplomatie of strijd, het Nederlandse beleid tegenover de Indonesische re volutie 1945-1947" door J. J. P. de Jong. Uitg. Boom, Meppel. 531 pag., reg. Prijs f 68,50, porto f 7,—. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 18