Monument Soldaat Overzee Woensdagmiddag, 7 september 1988 bewezen ruim vierduizend bezoekers onder een stralende zon eer aan de ruim 4900 militairen van het Konin krijk, die in dienst van het Vaderland tussen 1945 en 1962 in Nederlands Indië en op Nieuw Guinea in gevechts handelingen en terreur zijn omge komen. Om 14.45 uur landde naast het stads park Hattem te Roermond een heli kopter met Z.K.H. Prins Bernhard. Onder het spelen van koraalmuziek door de Koninklijke Militaire Kapel inspec teerde de Prins het ere-detachement van het 48ste Pantserinfanteriebataljon en vaandelwacht, waarna het Koninklijk Roermonds Mannenkoor enige toepas selijke liederen ten gehore bracht, gevolgd door toespraken van onder meerde Burgemeester van Roermond en Generaal G. L. J. Huyser, chef defensiestaf. Vervolgens onthulde de Prins het mo nument door de volgende tekst op een herdenkingsplaat zichtbaar te maken: Palmam qui meruit ferat Zij brachten het grootste offer dat van de soldaat gevraagd kan worden Dit monument eert de nagedachte nis aan de ruim 4900 militairen van het Koninkrijk die in dienst van het Vaderland tussen 1945 en 1962 in Nederlands Oost-lndië en op Nieuw Guinea het leven hebben verloren Het monument, ontworpen door twee Limburgse kunstenaars, Dick van Wijk en Wijnand Thönissen, en tot stand gekomen door de Werkgroep Neder lands Monument Slachtoffers Neder lands Oost-lndië en de Stichting Over- kwartier te Roermond, bestaat uit een acht meter hoge obelisk waarop een bronzen tropenzon straalt met er aan gekleefd een kroonduif. De karbouwkoppen in twee zijpilaren aangebracht, doen dienst als fontein. Zij spuiten water in een bassin en van daar vloeit het water via sawah's sym boliserende stenen trappen naar de parkvijver. Uniek is de infobox, waarin gegevens zijn opgeslagen van alle in Ned. Indië gevallen militairen gedurende de peri ode 1945-1962. Door het indrukken van een toetsenbord worden de gege vens zichtbaar gemaakt op een com puterscherm. Elk voormalig Indië-onderdeel kan een eigen herdenkingsplaquette neerleg gen op een 22 meter lange gemetselde (Foto: W. Vineken) tafel, die ook tot het monument be hoort. De onthulling verliep op een indruk wekkende en waardige wijze. R. UNGERER die ten deele wel als leerling van Eland is te beschouwen. Ook voor hem is het landschap hoofdwerk; hij is dan op zijn best in het schilderen van stemmingen. G. Birnie, die, hier geboren, zijn opleiding kreeg in Holland en daarna eenige jaren op Java doorbracht is een gevoelig teekenaar, in hoofdzaak van portretten. In Suzon Beynon vinden wij een zeer verdienstelijke teekenares, die door een zekere mystieke tendenz in haar werk een verwantschap met het Oosten duidelijk kenbaar maakt. In haar is het Oostersch aanvoelen bij voorbeeld veel sterker en meer op den voorgrond tredend dan bij de jongere Javanen, van welke wij als de meest bekende noemen Mas Pirngadie, Hij begon als illustrator van de boeken van J. E. Jasper over kunstnijverheid en leverde als zoodanig verdienstelijk werk. Gedurende het verblijf van Du Chattel op Java, kwam hij sterk onder diens invloed en maakte volgens diens procédé vele aquarellen, die, hoewel niet onverdienstelijk gewasschen, voor de ontwikkeling van een eigen natio nale kunst geen waarde hebben. Zijn ander en later werk geeft in geen enkel opzicht verbetering. In de latere jaren ontwikkelde zich de karikatuur- reclame- en illustratieve teekening. Veel is geïnspireerd, en zelfs dikwijls te sterk, op Europeesche en Amerikaanse tijdschriften. Ook hier weer hebben de meeste teekenaars te weinig of in het geheel geen opleiding genoten. De meest bekende en origi- eele werkers in dit genre zijn Menno van Meeteren Brouwer, Melis en J. van der Heijden. Van hen, die als reizigerterverkrijging van indrukken en studiemateriaal of pecunia causa een min of meer vluchtig bezoek brachten aan deze landen, noemen wij den teekenaar en etser W. O. J. Nieuwenkamp. Is in het voorgaande getracht dooreen korte bespreking van toestanden en van de meest naar voren tredende figuren het kunstleven in Indië, zij het oppervlakkig en eenzijdig - ik sprak toch alleen over de schilderkunst - te schetsen, dan mag niet worden nage laten nog even te wijzen op de moeilijk heid van het bijeenbrengen van kunste naar en publiek; op de bezwaren van de opvoeding der menigte tot een belangstellend publiek. Hierboven werd reeds in het kort erop gewezen, hoe door de oprichting van den Neder- landsch-lndischen Kunstkring te Bata via de grondslag werd gelegd voor een werken in die richting. Langzamerhand ontwikkelde zich dit streven dermate, dat in 1916 noodzakelijk werd geacht een Bond van Kunstkringen op te richten, waarbij zich dadelijk acht Kunstkringen aansloten. Op het oogen- blik hebben meerdere kleine steden op Java een kunstkring of vereeniging, die in hoofdzaak hetzelfde doel na streven. Te Batavia werd een avond cursus in teekenen opgericht voor kinderen en ouderen, met het doel aan een aesthetische opvoeding eeniger- mate mede te werken. Deze cursus wordt door de Regeering gesubsidieerd. Aan meergevorderden wordt gelegen heid gegeven om naar levend model te tekenen, terwijl in een dagcursus les wordt gegeven aan een viertal Javaansche jongelui uit den kraton van Solo en Djocja die meer speciaal tot teekenaar-schilders moeten worden opgeleid. Het doel, dat bij deze oplei ding voorzit, is hun goed teekenen te leeren en de beginselen van het schil deren bij te brengen, in de hoop, dat zij, na dezen cursus te hebben verlaten, een eigen, dat is een Javaanschen weg in de kunst zullen trachten te vinden. Heel hoopvol mag men echter niet gestemd zijn in dit opzicht. De oplei ding is te kort en ook te eenzijdig, om van deze jongelui die zelfstandigheid van inzicht en vastheid van overtuiging te mogen verwachten, die ongetwijfeld noodig zijn om aan alle invloeden weerstand te bieden, welke zij bij hun intreden in hun maatschappij zullen ondergaan. De poging is schoon, doch zoolang van Regeeringswege niet krachtig in deze richting wordt mede gewerkt, is zij vrijwel hopeloos. Ons overzicht kan slechts sluiten met de conclusie, dat aan resultaat in dit opzicht niet veel te boeken valt. Noch een Javaan, noch een Westerling valt aan te wijzen, die reeds zooveel bereik te, dat wij hem als wegbereider zouden kunnen beschouwen vooreen nieuwe Javaansche kunst, beïnvloed door het Westen - of voor een nieuwe Wester- sche kunst, ontstaan in en door dit land in het Oosten! P. A. J. MOOJEN 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 6