MAKASSAR en Omgeving
door HEDWIG TROUERBACH
(I)
Fort Rotterdam
Makassar was eens de hoofdplaats van Celebes (het huidige Sulawesi), een
eiland ongeveer vijf maal zo groot als Nederland. Het N.O. en Z.W. zijn vulkanisch
en dus zeer vruchtbaar in tegenstelling tot het overige gedeelte. Het zuidwestelijke
deel behoorde tot het Gouvernement Celebes en Onderhorigheden, het overige
gedeelte tot de residentie Manado.
Het Gouv. Celebes en Onderh. bestond uit acht afdelingen: 1. Makassar, 2.
Soenggoeminasa, 3. Bonthain, 4. Boné, 5. Paré-Paré, 6. Mandar, 7. Loewoe, 8.
Boeton en Laiwoei. De afdeling Makassar (een deel van het vroegere Rijk Goa)
bevatte drie Onderafdelingen: Makassar, Pangkadjéné en Maros. Zo was dus
"Makassar" de naam van zowel de Afdeling en de Onderafdeling, als ook van de
hoofdstad. Vroeger noemden de Goanezen de plaats Djoempandang (Udjung
Pandang Pandankaap), omdat de hele omgeving dicht begroeid was met de
Pandanplant (Pandanus). Ik zal het voornamelijk hebben over de hoofdplaats
Makassar en zijn nabije omgeving.
Eens was Makassar een Portugese
nederzetting, die in 1 607 doorde Oost
Indische Compagnie werd veroverd. In
1618 werd de nederzetting geheel
uitgemoord en na enige minder suc
cesvolle expedities gelukte het Corne-
lis Speelman eerst in 1667, geholpen
door Aroe Palakka, vorst van Boné, de
Goanezen te verslaan. Het voornaamste
deel van de nederzetting bestond uit
het Fort, dat ter ere van Speelman
"Fort Rotterdam" werd genoemd naar
zijn geboorteplaats. Thans heet het
uiteraard weer "Benteng Udjung Pan
dang".
Door de gunstige ligging groeide
Makassar snel uit tot een drukbezochte
doorvoerhaven en belangrijk handels
centrum. De plaats heeft een goede
rede, die door een reeks kleine eilanden
beschut wordt en waar de schepen
zelfs in de westmoesson een veilige
verblijfplaats vinden. Het werd be
stuurszetel van de Gouverneur en was
verreweg de grootste plaats van de
Grote Oost.
Het klimaat heeft over het algemeen
een droge, warme oostmoesson van
ongeveer mei tot november, en van
december tot april een westmoesson
met af en toe de beruchte storm en
hevige, tropische plasregens. De
heetste maand is augustus, maar door
de zeebries blijft het altijd dragelijk.
Het middelpunt van de handel was het
oudste gedeelte van de stad, de Pasar
straat bij de haven, met aan de ene
zijde de kantoren en pakhuizen van de
Europese kooplieden en aan de andere
zijde, in de Tempelstraat, de Chinese
toko's en werkplaatsen. In 1 934 telde
het aantal inwoners 87.000, w.o.
3.600 Europeanen en bijna 16.000
Chinezen.
De uitvoer van Celebes bestond toen
vnl. uit rotan, sisal, damar (harssoort),
koffie en copra. Makassar was de
hoofdstapelplaats voor copra, vis en
tripang. Delfstoffen werden nog niet
optimaal ontgonnen.
De Inlandse goudwinning bestond
echter reeds lang vóór het Hollandse
bewind. In noord- en midden-Celebes
zijn overblijfselen gevonden van gang-
mijnbouw op verspreid gebied, die
grote hoeveelheden gedegen goud
moeten hebben bevat. In midden-Ce
lebes kwam looderts, koper, ijzer en
nikkel voor. In het Mérèngegebied
vond men nikkel en chroomertsen.
Na de oorlog ben ik wel eens bij een
tante en oom gaan logeren in Malili,
een heerlijk koel en woest bergoord
met een handjevol Europeanen. Het
was bijna twee dagen reizen over
soms zeer slechte wegen, dwars door
de rimboe naar het noordelijk deel van
de Z.O.-arm. Wij reden in de vracht
auto van de mijnbouwfirma die daar
nikkel exploiteerde, en waarbij mijn
oom werkte. Wij zwommen vaak in de
kali Malili en mijn oom jaagde in de
bossen die vol zaten met wilde herten
en zwijnen. Behalve nikkel vond men
ten oosten van Malili reusachtige vel
den van ijzererts, dat vrijwel bloot aan
de oppervlakte lag, zodat het zeer
eenvoudig met grote grijpemmers kon
worden opgeschept. In het zuiden
vond men kolen.
Wat de landbouw betreft, was er nog
geen hoogontwikkelde sawahcultuur,
naast rijst werd veel mais en sago
verbouwd. De veeteelt stond ongeveer
op gelijke voet als op Java, minder
runderen, maar zeer veel karbouwen,
paarden, klein- en pluimvee.
Het belangrijkste was handel en zee
vaart. Van oudsher waren de oor
spronkelijke bewoners koene zeelie
den. Met hun tweemasters beheersten
zij de omliggende zeeën met grote
vaardigheid en moed. De vissers vorm
den een kaste op zich en woonden aan
de kusten en op de eilandjes. Ook de
scheepsbouwers vormden een kaste
met een eigen adat en radja (te Bira).
Talrijk waren de reders, die vaak zelf
schippers waren en aandeelhouders
van de ladingen. De kleine vissers
prauwen, de lepah-lepah's, zorgden
voor de dagelijkse, overvloedige toe
voer van verse vis. Geliefd bij de
Makassaren waren de spannende
lepah-lepah-wedstrijden die jaarlijks
plaatsvonden.
De "Taoe Mangkassara" (de Makas-
saar) stond bekend als een nogal
heetgebakerde vechtersbaas. Hij ver
droeg geen onrechtvaardigheid, en bij
een strijd kon hij zeer driftig worden,
wat soms fatale gevolgen had. Wij
kenden hem echter als vriendelijk,
zeer betrouwbaar en loyaal.
Ik herinner mij goed, dat wij ook 's
nachts (in de tijd vóór de 2e wereld
oorlog) van alles buiten in de gang en
de tuin lieten staan; speelgoed, fietsen,
boeken, wasgoed, zelfs mijn moeders
mooie Singertrapnaaimachine, en
nooit werd er iets gestolen. Overdag
stonden alle deuren en ramen van het
huis wijd open, en van sloten op onze
fietsen hadden we nog nooit gehoord.
De bedienden bleven de families jaren
lang trouw en werden soms een soort
familiebezit of verwant.
In die tijd bestond het openbare ver
voer uit taxi's, dokkars (bendie's) en
12