DONKERE DAGEN VOOR AMBARAWA Mevr. A van Linden-Flohr do DE VLUCHT Fort Willem I werd weer bezet door de Indonesiërs. Dus in huize Siegers waren alleen Ma Siegers en de andere dochters. Ma Siegers (Chinese van geboorte) huilde van blijdschap, dat haar twee dochters Niki en Cato eindelijk weer thuis waren. Zij vroeg mij al smekend en huilend niet meer verder te gaan. Tambakbojo was te ver en was uiterst gevaarlijk. Ik beloofde Ma Siegers dat ik voorzichtig verder zou gaan, maar ik moest naar huis, want ik wou m'n arme geplaagde moeder geen doodsangsten bezorgen. Ma Siegers huilde en hield mij nogmaals tegen. De meisjes, zouden intussen voor mij bidden. Ik zei, dat als er wat was, ik terug zou komen. Gek, maar ik was mijn angst kwijt. Ik moest thuis zijn. Ik liep via de achtertuin en passeerde daarbij de waterbron, die onder de grote Gajam- boom stond, waar ik normaal als de dood voor was, om alleen naar deze plek te komen, vanwege de gende- roewo (geest). Onder het prikkeldraad door bereikte ik de tuin van de ketjap-chinees, een man die een klein ketjap-fabriekje had, en zo kwam ik in Koepang-Kidoel (Zuid-Koepang) en liep verder in de richting Djetis. De weg was hermetisch afgesloten door een hoge bamboe- pagger, met het oog op de vitale waterbron van Djetis, waar de bevolking van Djetis en Koepang Kidoel hun drinkwater betrokken. De poort werd bewaakt door de dessawacht van Djetis. Gelukkig stak een vrouw de straat over en ik liep met haar mee. De dessawacht maakte voor haar de bamboepoort open en met haar mocht ik ook passe ren. Ik liep niet door, maar om de dessa Djetis heen. Gek, maar ik liep alsof ik hier door een hogere hand werd geleid. De weg liep dwars door de sawahs. Ik liep op m'n blote voeten, m'n schoenen in de hand en m'n handtas over m'n schouder. Intussen hoorde ik in Ambarawa de mitrailleurs ratelen en hier en daar harde schoten knallen. Overal hoorde ik: "Siap, siap!" Terwijl ik moederziel alleen liep op de sawah (de kortste weg naar huis) ren den de pemoeda's als bezetenen met hun roentjings "Siap, siap!" roepend in tegenovergestelde richting naar de stad toe. Mijn moeder was heel erg blij dat ik heelhuids thuis was gekomen. Boh Siam lachtte me al van verre toe. "Mevrouw, ziet u wel hoe uw nonna is?" zei ze in hoog Javaans. Thuis wachtte mij een heerlijke warme maal tijd. Nu zal het wel komen, die lang voorspelde slag om Ambarawa! Die nacht ratelden de mitrailleurs on ophoudelijk en met tussenpozen de donderslagen van de artillerie. De hele avond deden wij geen oog dicht. Wij hoorden hoe de hele bevolking met medeneming van hun vee evacueerden. Het zouden er vele duizenden kunnen zijn. Zij vluchtten richting Toentang- Salatiga. Wij konden niet vluchten, eerlijk gezegd was het verstandiger om niet te vluchten, althans voor ons. Wij sliepen onder het bed (kolong) met onze twee trouwe honden, Miepie en Boy. Alsof deze twee beesten de sfeer aanvoelden, zij blaften niet!! Kwispelstaartend, drukten zij zich te gen ons aan, zodat we de hele nacht wakker bleven. De volgende morgen wou ik mij over tuigen van de gang van zaken. Ik sloop voorzichtig, mij telkens achter pisang bomen verbergend, door de tuin. Nog was de stroom vluchtelingen niet afge lopen. Ook onze eigen dessabevolking deed hieraan mee. Ik zag de man van Boh Siam met jonge djanoerbladeren (jonge klapperbladeren) op z'n tjaping (gevlochten bamboehoed). Ma kookte in de bijgebouwen ons potje eten. En wij wasten onze kleren en gebruikten het water zo economisch mogelijk. Deuren en ramen bleven dicht, de bijgebouwen leken verlaten. De sher- mantanks begonnen al vroeg richting Tambakbojo te beschieten. Het geluid was ondragelijk en wij vonden het verschrikkelijk. De tanks daverden over de sawah's en men kon hun dodelijk vuur uit de kanonslopen zien flitsen. De kogels floten, gierden en snerpten in alle toonaarden, langs en boven ons huis. De honden werden heel stil. Alsof dit niet erg genoeg was, vloog de R.A.F. boven ons gebied. Zij mitrail leerden alles wat bewoog en gooiden als surprise hier en daar hun bommen. Ma, wij met z'n tweeën en de trouwe huisdieren kropen onder het bed. Ma biddend, en telkens als er een bom ons huis deed schudden, zelfs heel luid. Toen de Britse traktatie wat ge luwd was, gingen we verder met onze werkzaamheden. Toen besloten wij ook maarte vluchten. We verzamelden wat voedsel, en deden dubbel ondergoed aan. Intussen kwam de dessa-wacht een kijkje nemen om te informeren hoe het met ons was. Zij raadden ons aan ook de djanoer te dragen, voor de onkwetsbaarheid. "Vlucht niet mevrouw" zeiden ze. "Hier krijgt u van ons de perlindoengan (bescherming) en hier zullen we winnen of ten onder gaan". Trouwens de kans om te vluchten kregen wij niet eens. Wij waren toch in ons huis geïnter neerd? Ook waarschuwden zij ons dat deze oorlog, die nu werd uitgevochten een guerilla-oorlog was, en dat de Loerah was vermoord door de Gurka's. Roosminah was buiten zichzelf van verdriet. Dit verhaal was niet waar!! Later in 1 947, toen ik mijn geliefde Ambarawa bezocht, vertelde een koetsier van de deleman, waarin ik reisde (Bawen- Ambarawa) dat z'n eigen mensen hem hadden vermoord. Met de Indonesische troepen kwamen en gingen met hen ook de bevolking achter hen aan. Ze vertelden ons ook dat er vele andere Indonesische troepen waren om de stad Ambarawa, nl. troe pen uit Solo-Djocja enz. "Weest u gewaarschuwd, wij kennen u en de meisjes. Maar wij staan niet voor u in als u in hun handen valt. Het kan u uw leven kosten!" Mijn arme geplaagde moeder voelde dat wij nergens meer weg konden, en dat deze mensen onze bewakers waren geworden. Na een paar dagen kwam de dessa bevolking druppelsgewijs weer terug. Gebrek aan organisatie bij de evacuatie en voedseltekorten waren de oorzaak, dat velen besloten terug te keren naar hun dessa. Het volk kwam via de bijgebouwen weer over de vloer en brachten allerlei waren mee, zoals rijst enz. Want in de dessa was er wel voedsel. Pah Bakong kwam van de achtertuin aangeslopen met een grote goenizak van onze eigen aanplant elders, terong, lombok, enz. Ongevraagde informaties vertelden ons dat de Kijaji Teboe Iring, een machtig man op het gebied van mystiek, alle kanonnen zou laten zwijgen. In een geval hadden zij gelijk, want de Kijaji Teboe Ireng bezwoer een RAF- vliegtuig voordat het weer begon met schieten. Het sloeg te pletter bij Rawah Pening op Pemoeda-gebied. De desavrouwtjes gaven ons toen scheepsbeschuit (kwee kapeng) die ze ergens hadden buitgemaakt. De toe stand werd heel kritiek, ik was van plan om naar het Fort te vluchten. Deze mensen die toen in en uit kwa men moesten ons vast en zeker be waken en misschien scholen eronder hen wel onze toekomstige moorde naars, zo dacht ik bij mijzelf. Intussen hielden de zware artillerie beschietingen voortdurend aan. In de eerste week van december 1945 gaf Pah Bakong ons de raad om zo snel mogelijk te vluchten, omdat de Britten alle mannen en vrouwen uit de kampen zouden evacueren. Alle Chinezen wor den door de Britten verzameld bij Bie Sing Ho. Verder zag ik een Gurka- patrouille op de grote weg Koepang- Toentang met een Indische jongen, 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 14