Over Bajembrave Hendrikken en rotte vis Weerzien met een goed mens Dat is het begin geweest van een nieuw begin. Ik heb weer bajem Jaren geleden vond ik in de tuin, tussen ander ONkruid, een plantje dat ik herkende als de Bajem lemah of tanah. De soort die je vroeger in Indië overal in het wild kon tegen komen. In de nasi-tim zijn al mijn baby's er om de beurt groter door gegroeid. Op de pasars en ook bij de Chinezen in hun Kamp, werd de veredelde verkocht. B. kebo of sekool, met het ronde blad. Op Calfven woonde ik tussen de boeren, maar in de polder bleek mijn vondst een Grote Onbekende. 'Da's vuil troepweg er mee!' Niks hoor! Ik omringde het met tedere zorgen (en mest) en 't groeide't groeide Het sloeg zijn takken uit naar alle kanten, lichtgroen en vlezig, met bladeren die spits toeliepen als van de bamboe doerie, de soort met de gemene doorns, die diep onder de huis afbreken en uit moeten zweren. Mijn plant had geen doerie's. Bajem moet geoogst worden voordat hij zich vertakt en in bloei komt. Maar wilde ik zijn plaats in de Flora kunnen vinden, dan moest ik hem laten staan tot hij volgroeid was. Ik plukte nog wel een mandje jonge blaadjes en liet hem verder metrust. Ik at van mijn sajoer, met het risico van buikpijn of erger en proefdeNiet alleen de pure bajem- smaak, maar ook die 'der voldoening'. Het was bajem en ik had bevonden dat de plant hier ook inheems moet zijn. Toen het zaad goed afgerijpt was, groef ik hem uit met wortel en tak, dook in de Flora en nam die helemaal door van voor naar achter en terug. Ik kwam tot de conclusie, dat ik te maken had met een lid uit een plantengroep van rang en stand. Er waren voorname takken bij, maar ook heel gewone en zelfs ordinaire. Knappe mensen hadden de groep een mooie verzamelnaam gegeven. Die klonk als het ochtendgebed van de Grote Lijster Chenopodiaceae. Voor gewone mensen een beetje moeilijk. Sommigen verslikten zich bij het uitspreken en kozen voor een tweede naam, die wat makkelijker in de mond ligt: Ganzevoet- achtigen. Omdat - met een beetje fantasie - de bladeren lijken op ganzevoeten. De soorten onderscheiden zich van elkaar in de wijze van groei en bloei en hun eigenschappen. Zo heet een sterke, overblijvende, met rechtopgaande stengels en slippen aan de voeten: 'Brave Hendrik'. Zijn deftige naam is 'Chenopodium bónus henricus'. Hij is vrij zeldzaam. Een andere voelt zich het meest thuis op de vuilnisbelt. Dat is de 'Stinkganzevoet' (C. vulgaria). Die ruikt heel vies naar rotte vis. Mijn bajem staat te boek als 'Rode Ganzevoet' (C. rubrum) omdat hij rode sokjes aan heeft. De hoofdstengel loopt aan de voet duidelijk rood aan. Waar ik kom, langs veld en wegen, altijd zal ik uitkijken, zoék ik mijn rode voetjes. Nergens heb ik ze ooit ontmoet. Ruim twee jaar geleden verhuisde ik naar een aardige pondok bij kinderen op hun grote erf. Ik nam ook bajemzaad mee, strooide het hier in een verloren hoekje uit. Ganzevoetachtigen schieten laat in het jaar pas uit de grond, zo begin juli. En de jonge plantjes lieten zich ook hier zien. Ik ging een paar dagen uit logeren, bij thuiskomst zag ik tot mijn verbijstering dat mijn steun en toeverlaat in de tuin, in een vol-ijverige bui, alle kiempjes als onkruid had weggewerkt. Geen bajem meerJammer! Ik houd van planten. En gelukkig houden die ook een beetje van mij. Achter de keukendeur, stak in een richeltje tussen twee tegels, een bajempje zijn neus omhoog. Een laat- komertje. Bajemzaad komt erg onregelmatig op en daarom heb ik op Calfven alle zomers meerdere keren jonge bajem kunnen eten. En hier? Eén enkel zaadje dat terecht kwam in die richel direkt naast de keuken, een minuscuul plantjeHet heeft zo moeten zijn. Het groeide.... en groeide.... 't stak zijn armen uit naar alle kanten, lichtgroen en vlezig. PLANTERSVROUW T.a.v. de heer E. P. J. Meyer, Moesson no. 4. Een beetje zaad hebben? Dat het dagtripje naar Neerlands hoogste "berg" zou worden onder broken door een weerzien in Tegelen met onze bijna 80-jarige huisarts in ruste, dokter Th. D. H. Go uit Tegal, was een prettige verrassing, waarvoor ik mijn dochter Pia en haar man Chris heel dankbaar ben. Onze Dok zag er nog prima uit, evenals zijn dochters Marie en Yvonne. Zijn vrouw was er helaas niet meer, ze stierf enige jaren geleden. Medio 1 954 kreeg ik mijn overplaatsing naar de Inspectie (van financiën) te Semarang, waar ik de stad Tegal als 6 standplaats kreeg. Als eerste opdracht kreeg ik het dringende verzoek om er een paar honderd belastingplichtigen nauwkeurig te onderzoeken, omdat men in Semarang vond dat zij veel te laag waren aangeslagen. Op dat lange "verlanglijstje" stond o.a. mijn huisarts dokter Go. Dat werd mijn kennismaking met deze bijzondere sociaalvoelende - in woord en daad - eenvoudige man. Reeds binnen een jaar was ik ervan overtuigd, dat de vermoedens van hoger hand juist bleken te zijn, maar voor deze man gold de uitzonderings regel. Meer dan een jaar heb ik deze belastingplichtige nauwkeurig gevolgd en kwam tot de conclusie, dat zijn aanslag in feite te hoog was. Ooit in het Indonesië van die tijd meegemaakt dat een dokter veel patiënten gratis behandelde, gratis medicijnen (ook heel dure) verstrekte, hun eerst goed liet eten en tenslotte nog uang becak en uang sangu gaf om naarhun desa of kampong terug te gaan? En dat deed hij ongeacht je geloof of afkomst. Wij wensen deze goede man een gezonde en aangename Levensavond toe. NONO PONDER

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 6