DONKERE DAGEN VOOR AMBARAWA Mevr. A. van Linden-Flohr Slot) POIRRIÉ DE LAATSTE LOODJES Het was een lange colonne. Hoe eerder weg uit deze omgeving, hoe beter. Maar voordat wij vertrokken, schoot de artillerie nog hevig naar alle kanten. Onder dekking van dit artillerievuur vertrokken wij naar onze nieuwe bestemming. Ik hoorde dat er één wagen met vrouwen en kinderen op een landmijn was gereden. Dit gebeurde op weg naar Bawen. Allen werden gedood. Maar wij jongeren zaten ook vol spanning de nieuwe avonturen af te wachten. Lena nam natuurlijk een gracieuse houding aan en wou niet zitten, maar stond naast de Indiër met de brengun. Ik had gehoopt dat de volgende wagen bestuurder en bewaker niet door haar charmes zouden worden afgeleid. Overal op de vitale verbindingswegen naar Semarang zagen wij zwaar be wapende Gurka's en Indiërs achter rijen zandzakken. Telkens als wij zo'n wachtpost passeerden gingereenluid hoera op van onze kant, vooral door de kleine kinderen. Even voor Oengarang vlogen de bult zakken van onze wagen af, door het harde rijden. We hadden het alleen voor het nakijken en stoppen was er niet bij. Zo passeerden we Oenga rang. De mensen hier waren waar schijnlijk al geëvacueerd, want de stad gaf een leeg aanzien. De huizen waren in puin geschoten. Hele klappertuinen waren als door een grote zaag van hun kruinen ontdaan. Alleen de onderste boomstronken stonden als grote stoppels op de grond. Eén en al ravage. Mijn moeder dacht dat de Britse vloot met hun grote zware kanonnen Oen garang onder vuur had genomen. Gelukkig dat Ambarawa in een dal ligt, omringd door gebergten. Daardoor waren wij door nog zwaardere beschie tingen vanuit zee gevrijwaard gebleven. Trouwens Ambarawa was erg vitaal voor de geallieerden vanwege de vele kampen, waar duizenden vrouwen, kinderen en mannen al zo lang geïn terneerd waren en dus bevrijd moesten worden. We passeerden Poedak Pajong, Banjoe Manik, Garang Djati, Srondol en dan bij de Gombel zagen we een Japanse post met grote wapperende vlaggen alsof zij de overwinnaars waren en niet de overwonnene. Zij zwaaiden ons vrolijk toe alsof wij hun allerbeste vrienden waren. Een paar maanden geleden waren zij nog onze grootste vijanden. Onze colonne stopte voor de Gombel, een hoog heuvelpunt met een sterk dalende weg naar Semarang. Het uitzicht hier is adem benemend mooi. Beneden strekt zich een mooi panorama uit met Semarang als einddoel en daarachterde Javazee. De zee was diepblauw, net als de hemel. In de verte de vlakte en dan nog verder weg de goenoeng Muria. Vrou wen, met manden vol ramboetans gingen van wagen tot wagen. We hadden voor ons vertrek uit Ambarawa per persoon f 200,— Japans geld ge kregen, daarmee konden we bij deze vrouwen de ramboetans kopen. We passeerden Djatingaleh, mijn ge boortestreek, daarna Karang Panas en Djandi Lama, dan de helling Tanah Poetih Djomblang en zo via Bankong en Peterongan, de Karrenweg op naar Mlaten. Bij de Mlaten-gevangenis stopte de colonne. Hier moesten we uitstappen. Gewapende Japanners liepen druk heen en weer. De gevangenis werd ons tijdelijk kamp. Het was er brand schoon, de Jap had het prima in orde gemaakt. We kregen een plaats in één van de af delingen, waar we als echte vluchtelin gen bij elkaar lagen en zaten. Liever dit ongerief dan al het gevaar waar we in Ambarawa aan hadden moeten bloot staan. We voelden ons opgelucht, niettegenstaande dat er hier ook regel matig werd geschoten, over en weer. De toestand in de stad was veel normaler dan het strijdtoneel in Amba rawa. Ik werd weer ingedeeld bij de medische staf en hielpde dokterbij z'n werk. Een gevangenis-afdeling werd ingericht als polikliniek en werd tevens als ziekenzaaltje gebruikt. Ik werd er met Christine v.d. Vijveruit Kali Pawon tewerkgesteld. Er waren zoveel soorten zieken met zoveel soorten menselijke achter gronden. De malaria- en schurftpatiën- ten waren toen in de meerderheid. Ook diverse soorten malaria kwam voor. Wij werkten heel prettig samen. De dokter zorgde dat er klamboe's kwamen voor de vluchtelingen. En voor z'n helpers de zo hardnodige regenjassen, omdat wij door wind en regen naar de afdelingen moesten gaan. 's Middags na mijn drukke werk zaamheden waste ik alle gebruikte vieze verbanden schoon, ontsmette ze met lysol en droogde ze aan de lijnen. We arriveerden op 7 decembar 1945 in het Mlatenkamp (gevangenis). Niet lang daarna moesten de evacuees ver der en dus het kamp verlaten. De bedoeling van de Britse troepen was Semarang prijs te geven, zoals zij het ook deden met Magelang en Ambarawa. Dit waren slechts geruchten (chabar angin) toentertijd. Mijn moeder en zusters werden samen met de andere Ambarawa-mensen per Amerikaans of Brits oorlogsschip naar Soerabaia ge ëvacueerd. Mijn tantes en nichten en ingezetenen evacueerden naar Ceylon en naar kampen waar het veiliger was dan buiten, waar het nog altijd gevaar lijk was en de snipers nog wel eens actief waren in de stad. Intussen kreeg het kamp Ambonnese gezinnen te herbergen, want deze be volkingsgroep had het buiten ook zwaar te verduren. Er waren onder deze kamp bewoners vele gravida's. De dokter die zelf in de bovenstad Tjandi met z'n gezin woonde, gaf ons telefonisch z'n instructies voor diverse acute en spoedgevallen. We kregen van de Britse bezetters een bewijs dat we ook tijdens de avondklok buiten mochten zijn als het strikt nodig was. De Nipponse wacht werd vervangen door de Ambonnezen zelf. Het vuren duurde met tussenpozen nog altijd voort. Soms leek het erop dat dit vuren van zeer nabij klonk. De Nipponners hadden het druk in de tijd dat zij ons moesten beschermen. Naast onze polikliniek-zaal waren twee grote cel len waar de Nipponners en de Engelsen voortdurend republikeinen opsloten. Met de regelmatigheid van een klok ontdekten Christine en ik vanuit het raam van onze polikliniek vaak een dode gevangene, die ze buiten zetten. "Kijk", zeiden we dan, "zo heeft de Jap onze jongens ook behandeld". De gevangenen, zo gezien intellectuele Indonesiërs zongen of floten Europese liederen, om zo de aandacht te trekken van de twee verpleegstertjes, die in de vroege ochtend de kliniek klaar maak- (lees verder volgende pagina) "Allez jongens, wie stapt er even uit om die rupsband te repareren?" 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 14