In Ambarawa achter de kawat TUNAS Trade, Tours Travel International B.V. ten voor het spreekuur. Ze keken dan door de tralies heen in onze richting, alsof ze van ons hulp konden verwachten. Vaak zag ik een bepaalde Nipponner met de gevange nen praten. Ik geloofde dat deze met hen bevriend was. De Britten (rode baretten) kwamen de zaak controleren. Ook onze kliniek. Christine en ik spraken geen woord over datgene wat we gezien hadden. Leef en laat leven, dachten we. Op 25 december 1945 vierden we triest het Kerstfeest. Christine zong Ave Maria van Gounod voor ons en speelde op de piano. Ook haar moeder en zusjes waren met mijn moeder geëvacueerd naar Soerabaia. Wij bei den moesten achterblijven, de dokter had ons toen hard nodig. Op de bewuste Kerstnacht wandelden Christine, de meisjes Siegers en ik om de gevangenis. Naast de poort, die altijd dicht was, was een soort ver hoorkamer. Daar zagen wij een hele rij republikeinen met de handen op de rug gebonden en met elkaar verbonden door een lang touw, dat bij elk van hen met een lus om de nek hing. Zij werden binnengeleid en moesten op de grond zitten. De Japanse beul,een sterke grote man met stevige handen beukte bij iederdie hij verhoorde tot ze kermden en kreunden van de pijn. Wij zagen door het open tralieraam dit hele tafereel. Hij sloeg en schopte tijdens de verhoren. We slopen vlug weg, want we werden er kotsmisselijk van. Dit tafereel op 25 december 1945 is me sterk bijgebleven. Wie nu over winnaar is, kan morgen de verliezer zijn of omgekeerd. De methoden kun nen even wreed zijn. Alleen de partijen wisselen. Christine's verloofde was intussen in Soerabaia gekomen en het was logisch dat zij zich bij hem voegde. Ik bleef niet lang alleen achter, want ook mijn moeder vroeg of ik wilde overkomen. Met een zwaar hart liet de dokter ook mij gaan. Maar toen ik op het punt stond te vertrekken weigerde het hoofd van de D.V.G. Dr. van Leersum mij te laten gaan. Hij liet mij inschrijven bij een verpleegsterscursus, maar hijzelf werd niet lang daarna overgeplaatst naar Djakarta. Het had zo moeten zijn dat ik niet naar Soerabaja verhuisde, want daar waar ik nu zat leerde ik de jongen kennen die mijn man zou worden. We gingen aan de rand van Semarang wonen, niet bepaald een rustige buurt, want de acties waren nog niet voorbij. En de mortierinslagen ook niet! In 1 949 werd mijn eerste kind geboren en demobiliseerde mijn man. Indonesië kreeg zijn souvereiniteit. Er is in mijn leven daarna nog heel veel gebeurd, ons leven in Indonesië was nog niet voorbij. Maar de donkere dagen, de spanning toen in Ambarawa staan voor altijd in mijn herinneringen gegrifd. Ze is 89 geweest en ze zit nu in een rolstoel in een verpleeghuis. Het leven is voor Hannie Nolen de laatste jaren niet zo goed geweest, maar haar blauwe ogen stralen nog altijd de blijmoedigheid uit, haar doen en laten zijn nog even opge wekt als toen ik haar 20 jaar ge- Hannie Nolen leden leerde kennen. Bijna iedere dag, zo tegen 12 uur mampirde ze met haar boodschappen- wagentje bij ons aan de Prins Mauritslaan. "Kan ik wat post voor jullie meenemen, ik ga toch die kant (van het postkantoor) uit". Een babbeltje met de dames, een kopje koffie en dan ging ze weer - toen al niet zo goed meer lopend - onze trouwe abonnee, mevrouw Hannie Nolen. "Ik heb het hier zo goed kind, ze verzorgen me zo goed. Als je oud bent als ik ben je dankbaar voor veel datje vroeger als vanzelfsprekend beschouwde zegt ze als ik haar opzoek. We praten wat over vroeger, soms zie ik in haar ogen de herinneringen wegglippen, data en plaatsen spelen haar geheugen parten, maar details blijken onuitwisbaar. Als Hannie Nolen werd ze in 1899 in Padang Sidempuan geboren. Vader KNIL-officier. Verhuisd naar Magelang, later Semarang waar ze op de HBS ging. Ze werd onderwijzeres, maar van onderwijzen is niets gekomen. Ze trouwde vroeg met iemand uit de Handel. Huwelijk niet zo best, ze ging toch weer als Hannie Nolen verder door het leven en kwam door de bezetting in kamp Tjideng terecht, later in Ambarawa. En daar heeft ze een herinnering aan die ze niet kan vergeten. "Ik zat in kamp 6 of 7, dat weet ik niet meer. De oorlog was zogenaamd afgelopen, maar ik heb nog nooit zoveel bommen en granaten horen ontploffen als in die tijd. De Indonesiërs hielden ons vast, we waren een stootblok voor hun strijd tegen de Engelsen. Och, ik weet niet meer hoe het in elkaar zat, we wisten het toen ook al niet, wie tegen wat, waarom en waarvoor. Maar op een dag hoorden we gebrul en geschreeuw in het kampgedeelte naast ons. Ik keek over de schutting en zag dat vrouwen en kinderen uit de barakken werden gesommeerd zich te verzamelen onder een boom. Toen ze er allemaal stonden brak de hel los. De Indonesiërs gooiden handgranaten naar ze en beschoten ze. Het was afschuwelijk! Toen zag ik een handgranaat wegrollen zonder dat hij ontplofte. Iemand schreeuwde een kind toe de handgranaat bij hem te brengen - naderhand hoorde ik dat die man een dokter was die ook in het kamp was - en toen gooide hij de handgranaat terug naar de aanvallers. Het ding ging af en er heerste even consternatie. Toen kwamen de Engelsen, Gurka's. Gewon den werden afgevoerd, de Indonesiërs trokken weg. Vrouwen uit ons kamp werden ingedeeld bij de verpleging. Ik kon dat werk niet, werd er beroerd van. Toen moest ik maar nachtdienst doen. Er waren veel te weinig verpleegsters en er waren zoveel gewonden." Tot zover dit relaas van Hannie Nolen. Het sluit aan bij het verhaal van mevrouw van Linden die in die tijd buiten het kamp zat. Donkere dagen waren het, kommervolle weken volgden. Maar ze overleefden het, twee vrouwen die elkaar nooit gekend hebben en nu toch op een bladzijde in Moesson staan. LD 385 Beeklaan Telex: 34193 tunas nl. 2562 AZ DEN HAAGTelefoon 070 - 63 92 27 63 89 94 Uw Indonesië en Verre Oosten reis op de maat van uw beurs en wensen gesneden! Agent voor Europa van P.T. TUNAS INDONESIA TOURS Et TRAVEL Jakarta Kantoren: Medan, Padang, Yogya, Surabaya, Bali, Ujung Pandang, Bandung, Singapore, Honkong, USA.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 15