SPOORHERINNERINGEN Spoorwegkinderen zijn anders dan andere kinderen. Naast alle hebbelijkheden en onhebbelijkheden eigen aan kinderen en van het kind-zijn hebben spoorweg kinderen bv. extra goed ontwikkelde zintuigen. Een precieze definitie van een spoorwegkind is niet te geven. Ongeveer komt het erop neer, dat a. vader bij de spoorwegen werkt, b. geeft niet in welke funktie en c. dat ze allemaal in een buurt - ja een spoorwegbuurtje - bij elkaar wonen. Uiteraard somewhere along the line. (lees verder volgen de pagina) Mangarai had bijvoorbeeld zo'n buur tje. Als je uit het station kwam, meteen rechtsaf langs de pasar en dan links, waar de voetbalvelden begonnen. De huizen waren kennelijk ontworpen door een werktuigbouwkundige in genieur met ziekteverlof. Stevig, zon der fantasie en dus recht toe, recht aan. Maar solide, man, als een Duitse locomotief. De meter buitenmuur, vanaf de grond gerekend, was zelfs overal in die loc. eenheidskleur geverfd; zwart. Al die huizen hadden zo'n afgezakte rouwrand en daaraan herkende je ze ook als huizen van het spoor. Misschien dat er ook typische KPM kindertjes geweest zijn of BPM kinder tjes. Maar bij de KPM zag je hun vervoermiddel - waarmee-het-dagelijks- brood-verdiend-werd maar even, als het schip stil lag. Bij de BPM lag de olieinstallatie er altijd onbewegelijk bij. Hooguit siste en stonk er ergens wat! Neen, dan de Spoorwegen. Jawel, met hoofdletters alstublieft! Je papa werkte bij dat geheimzinnige orgaan, dat zijn vertakkingen over heel Java had. Allemaal met elkaar verbonden door spoorstaven en bijeen gehouden door dwars liggers.Er was ergens een hoofdkantoor. Daar zaten ook spoor- mensen, maar een beetje eigenaardig soort. Zij werkten met papier en schema's en op dat hoofdkantoor werd door de verzamelde papa's nog wel eens (binnensmonds natuurlijk) ge scholden. Bij het Spoor was een strenge hiër archie. De functies werden aangeduid met afkortingen. Hoewel hij het niet hoefde te zijn, was een Hir een Hoofd ingenieur. Een Aavi was geen exotische vogel, maar een Adjudant Ambtenaar van Inklaring. Onderling was daar soms een beetje afgunst over, vooral onder de spoor- vrouwen, wanneer die weer eens ge zellig bij elkaar waren in het gebouw dat luisterde naar de lugubere naam SS-huis. Het SS-huis was gewoon een soort clubgebouw voor de mensen uit de buurt. Staats Spoorwegen, dus SS, toch? Na de oorlog was er ook een rang van Praktijk Ingenieur, afgerond PIR. "Denkt u er wel aan, m'frou, mijn man is pirzei dan een vrouw vanachter haar zakdoekje. Waarop de buurvrouw, gezeten op een van de stoelen in de rij, weer snibbig tegen haar andere buur vrouw zei: "Nou als haar man een pir is dan is de mijne een lampekap". Adoeh, snedig, watjenoemt. Een ander opvallend kenmerk was dat het allemaal Indische mensen waren. Ondanks alles daardoor ook wel ver rekt gezellig en saamhorig. De extra goed ontwikkelde zintuigen, daar had ik het over. Allereerst het reuk orgaan. Alleen een echt spoorwegkind kan tientallen jaren later met de ogen dicht die heerlijk eigenaardige lucht oproepen, afkomstig van lauwwarme stoom, vermengd met kolenstof en smeerolie. Ik ga bij evenementen waar stoomlocs aan te pas komen altijd voorop even ruiken. Zo snoof ik ooit aan Puffing Billy in de Dandenongs in Australië. Een jaar of tien geleden maakte ik in China een lange treinreis van Chengdu naar het zuiden. Raam op een kier, neus ervoor, heerlijk, daar was die lucht weer. Als je je ogen sloot, waan de je je bij Tjikampek. Dan de ogen. Je keek met z'n allen altijd naar de stilstaande loc, die daar zacht hijgend stond te dampen op het station. De machinist hing, boven je, half naar buiten geleund en keek, bestudeerd onbewogen, 'zijn' trein langs. Toch wist hij donders goed, dat dat troepje zwijgende kereltjes, die zo ingespannen naar zijn machine keken een ogeninspectie uitvoer de. Glom het koper? Was alles goed vettig? Werd er onder weg goed bijgeolied? Was de ketelommanteling wel mooi mat zwart? De rem men, het vliegwiel, de drijfstangen? Het was al tijd piekfijn in orde en wij jongens hielden ervan om te denken, dat het ook kwam omdat we op

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1988 | | pagina 8