V ROBERT Pater A. M. DE RIDDER VOOR INDISCHE GOUDEN SIERADEN goüOEN-a,o^ G. MERKLE B.V. Ik heb iets goed te maken aan Robert. Niet dat ik bewust dingen heb gedaan of nagelaten, maar ergens voel ik me er toch verantwoordelijk voor. Dat ik me niet beter heb ingezet, of dat ik niet beter heb geluisterd waardoor ik wellicht zijn roepen om hulp zou kunnen hebben gehoord. Dat ik niet de moeite heb genomen om direkt dezelfde route af te lopen waardoor ik hem - toen alles nog vers in het geheugen lag - misschien zelfs had kunnen vinden. Toen, ja toen vergaf men mij dit omdat je een jongen van negen jaren oud niet voor vol behoeft aan te zien. Maar waarom ik nu, juist ik? En Huib en Wil dan? Die waren er toch ook bij? Waarom werden ook zij niet mede verantwoordelijk gesteld? Omdat ze één jaar jonger waren dan ik? Alsof een jongen van acht jaren minder weet dan een jongen van negen. En trouwens, wie durft met zekerheid te zeggen dat de verstandelijke vermogens van een negenjarige beter zijn dan die van een achtjarige? En al zou dit zo zijn wat dan nog? Je kunt onmogelijk van een kind op die leeftijd verwachten dat het net zo rationeel denkt als een volwassene. Maar laat me beginnen bij het begin. Robert was een geboren optimist. Zijn handicap ten spijt deed hij alle spelletjes met ons mee. Het tollenspel bijvoorbeeld dat door ons staande werd gespeeld. De enige keer dat je je behoefde te bukken was om een stilgevallen tol op te pakken, leverde hem dat geen problemen op. Robert nu had een aangeboren gebrek dat toentertijd niet te verhelpen was. Ja, nu in deze tijd zou alles anders zijn geweest daar (vermoedelijk) een te korte achilles pees gemakkelijk chirurgisch zou kunnen worden verlengd. Zijn achillespezen waren ontegenzeggelijk te kort waardoor hij slechts op zijn tenen kon lopen. Bovendien trokken door een verkeerd samenspel van zijn voetspieren zijn voeten naar binnen toe. Als wij onder elkaar aan het spelen waren heette Robert 'pengkor' wat krompoot betekent. Hijzelf vond dit niet erg - hij had immers kromme voeten - maar zodra een van onze moeders binnen gehoorsafstand was heette Robert weer gewoon Robert. Deed je dit niet dan kon je er verzekerd van zijn dat je direkt na het uitspreken van die bijnaam een gevoelige draai om je oren kreeg. Was het tollenspel goed door hem mee te spelen, het knikkerspel leverde problemen op daar hij onmogelijk stil kon blijven hurken waardoor hij de stuiter niet nauw keurig kon richten. De meeste problemen had hij echter bij het vliegeren. Ik wist niet beter of jongens vliegeren in Indië met glastouw. Alleen meisjes en kleine jongens lieten vliegers op die voorzien waren van een staart. Deze vliegers - dit wisten we - hadden geen glastouw en werden dan ook door ons met rust gelaten. De staartloze vliegers werden echter altijd aangevallen. Dit waren de vechtvliegers die het vliegeren pas tot een echte sport maakten. Als een vlieger verloren had d.w.z. het touw was doorgesneden en de vlieger omlaag dwarrelde riepen we 'layangan pedöt' en dit was dan het sein om achter de omlaag dwarrelende vlieger aan te hollen. Deze vliegers waren vogelvrij en de eerste de beste die zo'n vlieger kon pakken werd automatisch hiervan ook de eigenaar. De aangeboren handicap van Robert maakte echter dat hij nimmer en nooit een 'layangan pedöt' zou kunnen vangen. Toch sukkelde hij telkens weer achter ons aan als we achter een vogelvrij verklaarde vlieger holden. Afhankelijk van de wind en de hoogte van de vlieger op het moment dat het touw werd doorgesneden, kon zo'n ren-jachtpartij-achter-een-vlieger-aan, je kilometers ver in de omtrek brengen. Op een middag ontbrak Robert na zo'n vliegerjacht. Elk van ons herinnerde zich wel dat hij met ons in zijn eigen tempo had meegerend, maar daarna? Hoewel direkt na de vermissing de omtrek werd afge zocht waaraan nóg later ook door volwas senen werd meegedaan, was van Robert geen spoor te bekennen. Het leek alsof hij van de aardbodem was verdwenen! Ik wist bij voorbaat dat dit eens zou gebeuren! Pengkörwas immers nét zoals een van de kinderen van onze baboe dat na de geboorte maar enkele uren had geleefd, een uitverkorene? En omdat ik dit altijd al had gedacht, heb ik me bij de speuracties naar hem nooit erg ingespannen. Toen naderhand zelfs het officiële zoeken naar hem werd gestaakt en in de krant achter zijn naam 'vermist' werd vermeld, wist ik zeker dat dit niet juist kon zijn. 'Uitverkorene' had er achter zijn naam moeten staan en om nóg juisterte zijn had er moeten staan: 'Door de Goden uitverkoren'. Want was hij niet de enige onder ons die het meest was beproefd? Had hij ooit bij ons hierover geklaagd? Had hij niet altijd de schuld op zich genomen als een van onze bravourstukjes uit de hand was gelopen? Had hij ooit maar een kreet van pijn laten horen bij de tuchtiging die steevast daarop volgde? Jaren na het verdwijnen van Robert ont stond een geweldige deining bij de ont dekking van menselijke resten die in een droge put in een verwilderd stuk 'tegallan' (droge grond) bij toeval werden ontdekt. Of wij daar wel eens met Robert waren geweest? Natuurlijk waren we wel eens op dat stukje land geweest maar of dat ook gebeurd was toen Robert verdwenen was, kon geen van ons zich meer herinne ren. Desondanks werd aangenomen dat deze resten afkomstig waren van Robert en als zodanig begraven. Op zijn grafschrift stond vermeld: Hier rust Robert. Hij stierf tijdens een spel. Dat hij voor immer mag spelen. Het vinden van de resten alsook zijn begrafenis deed me volstrekt niets. Dit kón Robert niet zijn! Pengkörwas nu toch immers bij de Goden? Nu echter, terugdenkend aan toen, ver moed ik dat pengkör zoals altijd ons weer niet heeft bij kunnen houden en een kortere weg nemend over het land in de droge put terecht moet zijn gekomen. Heeft hij na zijn val in de put nog geleefd en heeft hij zich de keel schor om hulp geschreeuwd? Is hij na een dagenlang lijden tenslotte van honger en dorst omgekomen? Allemaal gissingen waarvan ik nimmer het antwoord zal weten. Ik hoop dat de Goden de uitverkorene genadig zullen zijn geweest. E.P.J.M. is op 20 januari 1989 vredig ontslapen. Hartelijk dank aan alle oud parochi anen van Bogor, die hem de laatste eer hebben bewezen te Letterhou- tem (België) waar hij op 2 nov. 1911 is geboren. Namens de familie in België: E. Boelens De Oude Bleijk 102 2266 CM Leidschendam (Nederl.) tel. 070 - 27 86 85 GEOPEND VAN: 9.30 - 1 7 00 uur ZATERDAGS geopend tot 1 6 30 uur WOENSDAGS de gehele dag GESLOTEN SPUI 167a - DEN HAAG TELEFOON 070 - 60 48 85 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 18