Planten uit de Tropen
LID AH BUAJA
Aloë of Vera
Krokodillentong
Familie: Lilaceae - Lelieachtigen
Lldah Buaja in de natuur
Er zijn meer dan 250 soorten Aloë's en
een ervan is de Lidah buaja. Wat haar
uiterlijk betreft zou men denken dat ze tot
de cactussen behoort; toch hoort ze tot de
lelieachtigen.
Aloë's komen in alle warme en gematigde
streken voor; haar vaderland is Arabië.
De Arabieren noemen de Aloë "saber"
wat geduld betekent. In Arabië wordt ze
veel op kerkhoven geplant. De Aloë wacht
daar geduldig op de komst van Christus.
In het Grieks betekent Aloë "bitter". Dat
slaat op de afschuwelijk bittere smaak van
de bladeren. Het vlees van antilopen kan
bitter smaken als de beesten veel aloë-
blad hebben gegeten. Door het eten van
aloëblad zijn de beesten bestand tegen
allerlei ziekten.
De Aloë brengt geluk en weert boze
geesten (als je erin wil geloven). Huis
dieren in Zuid Afrika krijgen geen bos-
luizen als ze aloëblad eten.
De Joden en Arabieren gebruikten vroeger
een mengsel van Aloë en mirre om hun
lijken te balsemen. Mekkagangers hangen
bij thuiskomst een stukje Aoëplant boven
hun voordeur als bewijs van hun geslaagde
pelgrimstocht.
De Lidah buaja wordt niet alleen als sier
plant gekweekt maar is zeer geliefd om
6
haar geneeskrachtige eigenschappen die
in de oudheid al bekend waren.
Het blad lijkt met zijn zagende rand opeen
krokodillentong (Lidah buaja). De gezaag
de rand is voorzien van stekeltjes. De
dikke lichtgroene bladeren zitten aan dich
te rosetten bijeen. Het blad is zeer saprijk
en bevat een geleiachtig merg waardoor
de plant lange droogteperiodes goed kan
doorstaan. De plant kan 1 Zi meter hoog
worden en krijgt veel zijscheuten. Omdat
de stam niet dik en daardoor niet sterk
genoeg is om de bladrozetten te dragen
valt ze om en groeit krom. Het blad kan 50
cm lang worden en loopt aan het eind
smal toe.
Uit de zijkant van het bladrozet,
dus niet aan de top, verschijnt een
lange stengel met de bloemknoppen.
De plant kan meer dan één bloemstengel
krijgen. De bloemtros is pyramidevormig.
De bloemknoppen staan naar boven ge
richt terwijl de geopende bloemen naar
beneden hangen. Ze zijn meestal coral-
rood, soms geel, oranje of rose. Het zijn
buisvormige 7 cm slanke bloemen; de
10 meeldraden zitten in de bloem ver
borgen.
Uit het vruchtbeginsel, dat uit drie vrucht
bladen bestaat, groeit een doosvrucht
waarin de zaadjes zitten. De plant wordt
vermeerderd door zaad en zijscheuten.
Het sap van de bladeren wordt verwerkt in
huidcrème. Erg bekend is de Lidah buaja
shampo die in Indonesische winkels te
koop is. Om lang en zwaar haar te krijgen
moet men iedere dag, drie maanden lang,
de hoofdhuid inwrijven met het verse sap
uit de bladeren. Enige tijd (minstens 10
minuten) in laten weken en daarna het
haar wassen.
Tegen brandwonden; het blad moes op de
brandwond doen. Tegen wormen: het
bladsap vermengen met goela djawa
(bruine rietsuiker) en dit innemen. Het
fijngemaakte blad als compres op het
hoofd werkt verkoelend bij hoofdpijn.
Tegen astma, malaria, longziekte en als
pijnstiller wordt het bladsap gebruikt.
Bij kinkhoest lepelt men voorzichtig het
sap uit het in de lengte opengesneden
blad. Pas op! Vooral het buitenste groen is
het bitterst. Jammer is dat, vooral ook
(lees verder volgende pagina)
en als kamerplant.