POIRRIE'S PERIKELEN y Naar Indonesië op eigen houtje? Ouwe heer Als een dief in de nacht had hem de ouderdom beslopen. Voordat hij het zelf wist, had hij nage noeg alle ondernemingslust verloren en was zijn onstuitbare dadendrang op een bijzonder laag pitje komen te zitten. Steeds vaker ging hij zelfs de kleine problemen uit de weg en ontweek hij elke handeling waar ook maar het ge ringste risico aan vebonden was. Geen vrouwelijk schoon, waar hij anders zo gevoelig voor was, vermocht hem nog in extase te brengen en met een lichte pijn in het hart moest hij zelf constateren, dat ook het gelonk van het met een stevig vadercomplex behepte meisje van de overkant hem meer en meer begon te ergeren. De sjeu was eruit en vooral wanneer hij een plotselinge be weging moest maken, of trappen be klimmen, herinnerde zijn pijnlijke rug hem er aan, dat hij het kalmer aan moest doen. Zijn huisgenoten was dat niet ontgaan, daarom hadden zij rond de jaarwisseling van 1988-1989 alle mogelijke voor zorgsmaatregelen genomen om hem zoveel mogelijk van het gebruikelijke lawaai af te kunnen schermen. Alle deuren en ramen werden zoveel moge lijk gesloten gehouden en alle gordijnen dichtgetrokken. Helaas bleken al deze goedbedoelde maatregelen ontoerei kend te zijn, toen op 31 december te 24.00 uur de eigenaar van het Chinese restaurant tegenover de kerk zijn im mense, aan een lantaarnpaal hangende rentengan ontstak en het leek alsof het dorp door het hele Rode Leger onder vuur werd genomen. De door wat eerdere, losse knallen reeds nerveus geworden ouwe heer raakte door het gedonder van zinnen en storm de in panische angst de trap op. De treden latend voorwatzij waren, barstte hij door een slaapkamerdeur en dook als een komeet onder het eerste het beste bed. Geheel in beslag genomen door het uitdelen en ontvangen van Nieuwjaarswensen, misten zijn huis genoten hem pas, toen de eerste hanen begonnen te kraaien en de laatste rotjes en gillende keukenmeiden waren ver stookt. Na een vertwijfelde zoektocht in huis en omgeving, waarbij zij zich vol wroeging op het hoofd sloegen, vonden deze ontaarde feestneuzen de ouwe heer onder het bed, en konden hem er na veel soebatten onder vandaan krij gen. Hij zag er belabberd uit. Zijn ogen stonden hol en hij wankelde net zo zielig als zijn lichtelijk aangeschoten huisgenoten. Toen in zijn toestand geen verbetering kwam, besloten dezelfde lapzwansen hem te laten onderzoeken. Zogezegd, zogedaan. De uitslag van het eerste onderzoek bleek verpletterend. Het hart van de ouwe heer had een geduchte klap gehad en de arts meende, dat er ook iets met zijn nieren aan de hand was, maar omdat hij dat niet zeker wist, kwam er een verwijsbriefje voor een specialist aan te pas. Intussen gedroeg de ouwe heer zich kranig. Hij at en dronk wel niet en vermagerde zienderogen, maar hield zich rustig en gaf geen kik. Ook niet bij de vrouwelijke specialist, waarvan hij de nodige complimentjes kreeg terwijl zij hem overal bevoelde en bekneep. Ze vond hem er nog prima uitzien voor zijn leeftijd. Echt stoer en zelfs een beetje macho met al zijn littekens. De ouwe heer gaf bij al haar vleiende opmerkingen geen krimp, maar je kon aan zijn ogen zien, dat hij zich verkneukelde. Gelukkig bleek er met zijn nieren niets aan de hand te zijn. Wel kreeg hij een lading pijnstillers mee, omdat de arts het niet nodig vond, dat hij voor de hem nog resterende tijd pijn zou lijden. Het leek haar heel waarschijnlijk, dat de hele geschiedenis te wijten was aan een ongelukje, dat de ouwe heer in zijn prille jeugd moest hebben gehad en waar door zijn laatste ruggewervels waren verschoven. De aldus ontstane, en inde loop der jaren vastgegroeide afwijking aan zijn ruggegraat moest hem al die tijd veel last hebben bezorgd en die ene wilde ren trap-op had hem bijna de das omgedaan. De pijnstillers bleken goed te voldoen. Langzaam maar zeker herstelde de ou we heer zich. Hij begon weer goed te eten en drinken en ging na verloop van tijd ook weer het huis uit. De eerste keren wel onder begeleiding, maar rond februari was hij toch zover, dat hij alleen de achtertuin in wandelde. Voor, waar het af en toe nogal druk kon zijn, waagde hij zich nog niet, maar het begin was er in ieder geval. Op het moment gaat het uitstekend met de ouwe heer. Hij is iets magerder dan vroeger, maar hij loopt weer net zo statig en stoer om zich heen te kijken alsof hij een jongeling is. Dat komt door de pijnstillers, die schijnen hem ook een beetje op te peppen. Zijn huisgenoten staan nu ook weer net als vroeger trots naar hem te kijken als hij door de achtertuin struint. Hij lijkt dan echt op een gladiator, die met woeste blik naar tegenstanders zoekt. Voor, als hij de straat overgestoken is en het park in loopt, gedraagt hij zich anders. Dan wordt hem de openheid van het park kennelijk teveel en dan schijnt hij zijn zelfverzekerdheid te ver liezen. Hij blijft dan wel zijn houding bewaren en dat is ook prachtig om te zien. Kaarsrecht, de markante kop vier kant op de schouders, blijft hij zijn waardigheid behouden, maar hij kijkt wel iedere keer om of hij wel gevolgd wordt en zonodig gesteund of geholpen. Wat wil je, van een bijna dertien jaar oude kater kan je niet verwachten dat hij de hele wereld nog aankan. Begin maart, zoals bekend een heftige maand voor katten, hebben we een halve nacht onder de grote denneboom van de buren gestaan. In de stromende regen. We dachten eerst, dat hij er niet meer uit kon, de ouwe heer, maar dat was niet zo. Hij bleek een andere, veel jongere rode kater die denneboom in gejaagd te hebben en zat hem een paar takken lager gewoon op te wachten. Net als bij dat bed konden we hem pas na lang soebatten er uit krijgen. Hij mankeerde niks, maar wij werden wel snipverkouden van al dat gedoe in de regen. De dikkop. Moesson beschikt over een com plete logeeradressenlijst van 150 guesthouses, particuliere adressen, etc. Te bestellen door f 9,- over te maken op Postbanknr. 6685. Inlichtingen: tel. 070 - 54 55 00 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 14