BRIEVEN-
OVER
Gondangdio School
Verkeerde Slokken
De foto in het jl. 1 maart nummer bracht
bij mij wederom een aantal nostalgische
herinneringen naar boven, daar ik mijn
bijna gehele lagere schooltijd op die
school doorgebracht heb, alvorens naar
de KW III HBS te gaan. Ik hoop dat ik
enige aanvullingen en rectificaties om
trent deze schoolfoto mag geven, en
wel:
"De foto moet eerder uit het schooljaar
1 936/1 937 dateren, daar na zorgvul
dige bestudering ik zowel mijn 2 jongere
zusjes, die resp. 2 en 3 klassen lager
erop gezeten hebben, als ook mijzelf er
niet op aantrof, daar wij in de periode 2e
helft 1 936/begin 1 937 voor 8 maan
den met onze ouders met verlof in
Holland zaten. Bij terugkomst kwam ik
in de 6e klas, waarin meester Jos A.
Kleemann les gaf (dus niet mr. Clemens),
en die aan de overkant van de school
aan de Javaweg woonde, en van wie ik
weet, dat hij de oorloq niet overleefd
heeft.
Dit moet wel juist zijn, daar ik links
boven, rechts van meester Withagen
en mevr. Schaap,de groep toenmalige
7e klassers kan onderscheiden, terwijl
mijn 6e klas groep, voor het merendeel
staat tussen de 2 bomen in het midden
waaronder George Withagen.
In de 6e en 7e klas, maar ook voor het
Hollandse verlof in de 5e klas, was
George Withagen een boezemvriend
en heb ik menige middag doorgebracht
bij hem thuis op de hoek Java- en
Pamanoekanweg en later op een hoek
aan de verder gelegen Tosariweg om
huiswerk te maken onder leiding van
zijn vader. Voorts waren wij beiden (ik
heet verwarrend ook officieel George
met noemnaam Mans) lid van de zwem-
club Triton in het Tjikini zwembad en
hadden boksles van de vermaarde Bob
Mesman Schultz, die zijn sportschool
had op de hoek van Java- en Soenda-
weg. Daar ikzelf woonde aan de Javaweg
bij de de Sumatraweg en later aan de
Soembawaweg, lag alles: school e.d.
dus in de buurt van elkaar.
Na de Gondangdiaschool ging ik HBS-
waarts en George Withagen is naar
Australië gegaan om aldaar op een z.g.
"farmerschool" het boerenbedrijf op
zijn Australisch te leren. Gedurende de
2e wereldoorlog in het Verre Oosten
had hij zich gemeld bij onze Koninklijke
Marine, en had ik weer een eerste,
curieuse ontmoeting met hem, toen in
september 1 945 op één van de Rode
Kruis ritten naar en van Priok, ik hem
aantrof op de begeleidende hulpkruiser
"Tromp" als z.g. "bakszeuntje" en hij
mij voor het eerst sinds 1 942 witte
brood met kaas liet eten uit de bak. Ik
heb hem toen nog naardestad gereden
met onze Rode Kruis pakketten via de
opslagplaats bij de vleesfabriek van
Jenne aan de Goenoeng Sahari/Antjol-
weg en hem gebracht naar het Adek
vrouwenkamp, waarin zijn moeder zou
zitten. Daar hij verderdienst moest doen
op de "Tromp" heb ik hem nog één keer
ontmoet, terwijl ik naar Holland repa
trieerde in januari 1 946 op de "Noor-
dam", zodat ik hem sindsdien uit het
oog verloren heb, en ook zijn ouders
niet heb kunnen traceren, die beiden
naar Holland zijn gegaan en ergens in
Noord Holland in een kustplaats of in
Groningen, waarvandaan de fam. Wit
hagen kwam, moesten wonen.
Ik ben ook nog in het bezit van een
schoolfoto uit 1 934 en heb nog enige
klasse foto's. Als andere leerkrachten
kan ik nog mw. Schoonevelt (naast
mw. Schaap) onderscheiden, alsmede
geheel rechts in een groepje, o.a. mw.
Nesvadba en Mej. Aline Bedier de
Prairie, die als "hulpjuffrouw" of volon
tair fungeerde. Zij was bovendien een
zeer goede kennis van onze familie en ik
mocht haar tante Aline noemen. Van
een aantal schoolgenoten, zowel jon
gens als meisjes, weet ik nog wel de
latere verblijfplaats(en). Het was een
fijne school, met een grote binnen
speelplaats en rondom de klassen en
achter een pendoppo voor gymnastiek
en zang. Het VlOS-veld (voetbal) was
nabij en werden daar de buitensporten
gedaan, zoals voetbal-handbal-kastie
en honkbal. Tot zover wat bijzonder
heden. Vriendelijk dank voor de aan
dacht en groetend,
G. PIPPER
Dat bij de heer Mark Boon latertoch nog
het besef is doorgedrongen hoe onge
looflijk dom en hypocriet hij was om een
rokende schoorsteen in een ontwikke
lingsland te veroordelen doet hem
deugd, ook al had hij wel de hulp van
zijn moeder daarbij nodig (Moesson nr.
1 5, 1 5 maart '89).
Jammer, dat zijn verhaal daarmee niet
ophoudt. Redactie, hebt u werkelijk zo
weinig kopij, dat ons Indisch tijdschrift
met dergelijke milieu-praatjes moet
worden gevuld? Wij worden daarover al
gehersenspoeld door radio, TV en
schrijvende media.
Alsjeblieft Moesson, houd je bij je doel
stelling.
P. V. STEPHAN
Naschrift (I)
Als er al gehersenspoeld wordt in de
media, waartoe Moesson op een heel
eigen wijze óók behoort, dan kan en
mag daar niets, maar dan ook niets, op
tegen zijn. Als het over het milieu gaat
dan hebben we het over het leven op
aarde. Om dat laatste een béétje te
bevatten, denk ik alleen maar aan mijn
kinderen. Gezonde lucht, mooie bossen,
schoon water: wanneer zij over 20 jaar
dat niet meer hebben maar wel met
allerlei klachten ziekenhuizen platlopen,
dan heb ook ik gefaald en niet zo weinig
ook.
Ik begrijp echter dat de kritiek van de
heer Stephan zich richt op de aandacht
voor het milieu in Moesson, dat Indische
tijdschrift, dat leuke, merkwaardige,
typische blad dat tweewekelijks gans
iets anders brengt dan alle andere kran
ten en tijdschriften. Laat dat zo blijven,
zo zegt de heer Stephan (en menigeen
met hem), laat Moesson een Indisch
blad blijven met verhalen en artikelen
waar het Indische vanaf dampt. Ik weet
precies - u mag daarvan overtuigd zijn -
wat daarmee bedoeld wordt en welke
oprechte behoefte daaraan ten grond
slag ligt. Moesson zal Moesson blijven.
Dat verzeker ik u. Maar ik verzeker u ook
dat we nu in 1989 leven en dat we over
1 1 jaren de 21 e eeuw binnen gaan. En
samen met alle Moesson-medewerkers
heb ik het vaste voornemen om ook
Moesson het jaar 2000 te doen aan
schouwen. U wilt het met me eens zijn
dat het anno 2000 complete onzin zal
zijn geworden (behalve dat het dan ook
niet meer mogelijk is omdat de betrok
kenen er niet meer zijn) om tempo
doeloe in Moesson te doen voortleven.
Tempo doeloe is nü nog levende herin
nering van menigeen, straks echter is
het geschiedenis. Daarmee zal het voor
Moesson echter niet afgelopen zijn. Er
zijn dan nog altijd Indische mensen met
typische Indische gedachten, gevoelens
enz. Mensen die tempo doeloe niet
hebben gekend, maar des te meer hun
Indische ouders van wie zij het nodige
hebben meegekregen. Iets dat onver-
vreembaar is. Moesson zal ook dan een
tijdschrift zijn waarin Indische mensen
elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf
kunnen herkennen.
Het is nu het jaar 1989. De oude garde
sterft uit, de "tweede generatie" is hard
bezig middelbaar te worden, de derde
generatie zit op school. Als Moesson
ons zo dierbaar is en we dus willen dat
Moesson blijft bestaan, dan is het taak
om met eeuwig respect voor onze
(groot)ouders naar de toekomst te kijken
om Moesson klaar te maken voor de
21 e eeuw. Het artikel van mijn collega
Mark Boon (een Indische jongen die in
zijn land van herkomst iets ervaart wat
hij in zijn bestaan in Nederland ten
nutte kan maken) past dan ook precies
in de visie die ik voor Moesson heb.
Wat mij bemoedigen zou, zijn signalen
van oudere lezers dat dit proces be
grepen wordt en daaraan vertrouwen
wordt geschonken. Wat mij niet ont
moedigt maarwaarikwel (even) kriegel
(lees verder volgende pagina)
16