DE VOORGALERIJ SS door C.A. Heshusius Geen Europees huis in het voorbije Indië of men had er zoiets als een voorgalerij bij. Voor het ene huis groot en bij het andere maar heel klein: soms alleen maar een platje. Zoiets lag dan aan de sociale grootheid van de bewoners. Maar in één opzicht heerste er gelijkheid, want op de voorgalerij was je redelijk gekleed. Immers, was men in huistenue, négligé of nog in pyjama (destijds soms ook wel een geaccepteerde vrijetijdsdracht) dan vertoonde men zich slechts op de achtergalerij, althans achter in de woning. In koele oorden, hoog in de bergen, was de voorgalerij vanwege de koude avondtemperatuur meestal afsluitbaar. Maar in alle grote plaatsen die welhaast zonder uitzondering (nou ja, Bandoeng was zo'n uitzondering) in de hete laag vlakten en vaak aan de broeihete kust lagen, was de voorgalerij van een Euro pese woning van de voor- en zijkant geheel open. Het weinig kostbare spul dat aan meubels en versiering aanwezig was, brachten de bedienden naar binnen als de heer en vrouw des huizes gingen slapen. Meestal volstond men daarna met het wat voorover zetten van de stoelen tegen de tafel. En dan ging het licht uit: door uitblazen van de olielamp, het omdraaien van hetgaskraantjeof de druk beëindigen in de petromax-lamp; later het simpele draaien aan het electri- sche knopje. In de wijk was altijd wel een gemeen schappelijke nachtwaker. Een djaga- malam, die geacht werd rondes te lopen op de hele- en halve uren en daarbij op een geluidmakend voorwerp te slaan. Vaak echter deed die waker helemaal niets en we herinneren ons nog van de lagere school in Indië dat typische zin netje van het diktee dat luidde: "Onze nachtwaker slaapt in de voorgalerij". Het was in Indië een echte Europese gewoonte om te beginnen in de late namiddag op de voorgalerij of zelfs daar weer voor te gaan zitten. Op het platje of zomaar op het gazon op het erf. Men placht daar niet over "de tuin" te spreken, maar steeds over "het erf". De sfeer van de Indische voorgalerij bracht ook nog een uitdrukking voort die men tegen woordig niet meer zoveel hoort. Dat was "klimaat schieten"; een prachtig gezegde vonden wij. Verklarende woor denboeken van de Nederlandse taal zeiden er van: "0.1. Oost Indisch) niets doen; in een luie stoel, inzonder heid op de voorgalerij liggen te luieren en zwijgend genieten; Mijnheer de Resi dent zat te klimaatschieten". Als kwajongen herinnerden wij ons dat wij met het woordenboek in de hand een gepensioneerd resident kwaad maakten door hem dit zinnetje voor te lezen.... Maar genoeg. Die voorgalerij deed 't hem! Het was niet zomaar een kamer. Komt men in het huidige Indonesië, waar in de voormalige Europese buurten diverse huizen er nog erg redelijk uit zien, dan valt het dadelijk op dat die open voorgalerijen nu nagenoeg steeds zijn dicht gebouwd. Het maakt zo'n gesloten, ja dichte indruk. Het zijn dan De familie Kan-Meijer in 1892 voor hun voorgalerij te Buitenzorg (foto collectie Jhr. Mr. N. J. Westpalm van Hoorn van Burgh). toch wel gewone kamers geworden. Dat verschijnsel heeft twee of eigenlijk wel drie redenen. I n de eerste plaats zijn er zo vreselijk veel mensen nu. Een open kamer is in dit perspectief eigenlijk een onding; in gesloten versie heb je er dus een kamer extra bij, logisch. Verder is de onveiligheid m.b.t. diefstal in de grotere steden nogal verontrustend en uit een open voorgalerij pikt een inslui per 's nachts vaak wat weg. Maar - en dat in de derde plaats - de Indonesiër heeft er geen behoefte aan om des namiddags en in de avond in de open lucht te zitten. Bij donker vindt hij het daar veel te guur bovendien; dus, naar binnen en deuren en ramen dicht. De Hollanders hebben in de Oost altijd lopen puffen; als dan de grootste warmte van de dag voorbij was, vond men het heerlijk om lekker koel op de open voorgalerij te zitten of daar voor op het gras of kiezelsteentjes, buiten op het erf. En bij duisternis ook nog met staan de lees- of schemerlamp. Krant lezen, visite ontvangen of zomaar lekker ge nietend uitrusten in die zalige buiten temperatuur. Wij logeerden recentelijk heel vaak bij Indonesische families die nu in de voor heen Europese wijken wonen. Meestal kregen wij het binnenshuis te kwaad vanwege de warmte die tegen het eind van de middag als wij geman- died hadden, nog binnen in huis was blijven hangen. Na een poosje merkte de gastfamiliedat: U hebt het warm! Ja. Mag ik buiten op de voorgalerij of nog liever op het platje gaan zitten, zeiden we dan. En verontschuldigend voegden wij er aan toe: In Holland moeten we met dat nare klimaat steeds binnen zitten. Maar hier in Uw land willen wij ons uitleven: buitenshuis, dat begrijpt U! Ja, en dan verhuisden we allemaal naar buiten. Met de thee en met al die lekkere koekjes. Maar nauwelijks waren we dan - moe en met de volgende dag weer een vroeg en druk programma - gaan slapen, of de hele Indonesische gastfamilie trok zich weer binnenshuis terug. Wij hebben hier een paar typische sfeer foto's van Indische voorgalerijen. De eerste nog uit het eind van vorige eeuw, in 1892 genomen te Buitenzorg of Bogor, in West-Java. Ja, van bijna een eeuw terug realiseren we ons met een schok. Het is daar aan de Laan van der Wijck: nu heet die natuurlijk anders. Het is de dienstwoning van de familie Kan. Zij is een jonkvrouwe Meijer. De heer Kan - verre familie van de latere Wim Kan - was toen als officier één der adjudanten van de te Buitenzorg wonen de gouverneur-generaal van Nederlands- Indië. Men ziet het echtpaar buiten. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 6